hoofdstuk 3

237 4 4
                                    

Nico

‘Wat staan jullie nu te kijken?’ schreeuwt de man.

Nico begint te fluisteren tegen Bart, een jongen die hij kent van op school, maar nooit echt contact mee heeft gehad.

De man komt dreigend op hen af, ‘Willen jullie eens stoppen met geheimzinnige plannetjes te smeden. Sist hij venijnig tussen z’n gele tanden door.‘en nu doorlopen.’ schreeuwt hij.

De groep loopt verder met de man op kop, Nico en Bart in het midden. Stilletjes bespreken ze wat ze tegen de man kunnen doen met de andere kinderen.

Ze proberen de anderen te overhalen om te vluchten, zich te verspreiden.

‘Zo vindt hij ons nooit’ fluistert Nico.

‘Ja, maar hoe vinden wij ooit onze weg weer terug in dit bos?’ zegt iemand anders.

‘Je hebt gelijk’ zegt Bart. ‘Nico, ik denk dat het beter is om de man te volgen tot waar hij ons naartoe brengt.’

Nico stemt in met het plan.

Zo lopen ze nog een klein uurtje door, tot ze eindelijk aankomen bij een soort van oud, verlaten kasteel.

Ze staan voor een immense poort, de man graait weer naar zijn jaszak.

Sommige meisjes beginnen al te huiveren, maar deze keer haalt hij er geen mes uit, maar een sleutel.

Hij opent de poort en dwingt de kinderen naar binnen te gaan. ‘Voorruit, schiet op, jullie willen niet te laat komen voor het avondeten.’

‘Avondeten?’ Vragen enkele kinderen zich af.

‘Zwijgen en doorlopen.’ Zegt de man opnieuw.

Uiteindelijk komen ze binnen in de hal van het kasteel, waar ze worden opgewacht door een man met vettig, gitzwart haar.

‘Puik werk, Brian’ brengt hij uit, duidelijk verbaasd over het aantal kinderen dat de tocht overleefd heeft.

‘Hij heeft jullie toch niet te hard aangepakt hé?’

Niemand durf iets te zeggen.

‘Nou, goed dan, volg me, dan toon ik jullie slaapplaatsen.’ Hij gaat de grote trap op die zich in het midden van de hal bevindt en die naar boven leidt, gevolgd door de angstige, maar duidelijk verbaasde kinderen.

‘Dit kan toch niet.’ Zegt Bart. ‘Eerst moeten we 4 uur stappen, in het bijzijn van die lelijkaard, voor we mogen uitrusten. En nu zitten we hier in dit kasteel.’

‘Ik weet het.’ Zegt Nico. ‘Wat moeten we nu doen?’

‘Vooral afwachten, en niet te veel aandacht wekken’ antwoord Bart.

‘De slaapplaatsen voor de jongens zijn deze trap op naar links, voor de meisjes hetzelfde, maar dan naar rechts.’ Zegt de meneer met het zwarte haar.

‘Waarom mogen meisjes en jongens niet bij elkaar slapen?’ roept Nico uit.‘

Dat is, om ervoor te zorgen, dat jullie geen plannetjes kunnen smeden met elkaar’ Antwoord de man.

‘Wie bent u eigenlijk?’ vraagt Bart ‘Wij worden hier door half Nederland gesleurd, moeten 4 uur stappen voor we eindelijk ergens kunnen uitrusten en nu komen we hier terecht.’

‘Kalm jongen, alles op z’n tijd.’ Zegt de man. ‘O ja, ik heb me nog niet voorgesteld, ik ben meneer Hoffman.’

‘Ga nu maar naar jullie kamers, ik verwacht jullie binnen een halfuurtje beneden aan tafel voor het avondeten.’

Toen Bart en Nico een halfuurtje later beneden aan tafel zaten, tezamen met de rest van de kinderen, keek iedereen nogal verbaasd.

Ze wisten niet hoe ze zich moesten voelen: Niet minder dan 2 uur geleden waren sommige van hun vrienden vermoord door Brian. Nu zaten ze hier aan tafel te eten van hun avondmaal dat, verrassend genoeg zéér lekker was.

Na het eten kwam meneer Hoffman de zaal binnen, maande iedereen aan tot stilte en eiste van de kinderen dat ze rechtstonden’.

‘Nu gaat het komen,’ Zei Nico tegen Bart. ‘nu komen we eindelijk te weten, waarom we hier zijn.

Meneer Hoffman begon te spreken: ‘Geachte studenten…’

‘Wat? Zei hij nou net studenten?’ fluisterde Nico.

‘Stilte!’ Schreeuwde meneer Hoffman.

‘Nu moet jij eens heel goed luisteren jongeman, vanaf het eerste moment dat ik je zag, wist ik al dat jij voor problemen ging zorgen.

Ik duld het niet dat iemand spreekt wanneer ik aan het woord ben. Als ik spreek zwijgt iedereen. Niemand zegt iets, tenzij hij aangesproken wordt door mij of Brian.

Hebben jullie dat goed begrepen?’

Niemand zei iets.

‘HEBBEN JULLIE DAT GOED BEGREPEN?’ schreeuwde Hoffman deze keer.

De groep was zo verbaasd door het plotse geschreeuw, dat ze letterlijk als één man zeiden:

‘Ja meneer.’

‘Ja meneer wie?’ siste Hoffman.

‘Ja, meneer Hoffman’ klonk het in koor.

---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Heey iedereen :D Sorry dat dit hoofdstuk niet zo lang is, khoop toch dat jullie het leuk vinden. Laat me weten wat jullie ervan vonden door een reactie achter te laten, votes zijn ook altijd welkom :D

Gezellig op kampWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu