Hoofdstuk 9. De schreeuw

5 2 1
                                    

Als de auto weer bij het huisje is, stap ik als laatste uit. Eva is degene die het portier voor me open houdt en ze probeert mijn blik te vangen. Ik kijk haar niet aan en klim meteen in de boom.

'Daniël!', roept ze geërgerd.

Nee! Dit keer kan niemand me bewegen om er weer uit te komen!, houd ik me stellig voor. Ik blijf hier. Ik wil met rust gelaten worden!

Ik staar voor me uit en probeer mezelf af te leiden van het nare gevoel dat aan de oppervlakte sluimert. Daarom herhaal ik alles wat er vandaag in de les is gezegd.

Dat werkt voor een tijdje heel goed. Totdat de dag voorbij is en de herinneringen op zijn. De pauzes heb ik expres weggelaten, die wil ik ook niet herinneren. Nu ben ik me weer bewust van het nare gevoel. Ik wil dat het weggaat. Ik wil het niet voelen. Maar het wordt sterker.

Ik ben bang. Ik wil weg. Ik moet weg. Ik moet ontsnappen! Ik kan er niet meer tegen! Laat het ophouden! Het moet ophouden! Stop! Hou op! Ga weg! Laat me met rust! HOU OP! HOU OP! HOU OP! HOU OP!

Ik ben bang dat ik gek word! Mijn hoofd vult zich met lawaai. Stemmen en herinneringen buitelen over elkaar heen, vechten zich een weg naar de oppervlakte. Ze maaien alles plat wat op hun weg komt, ook mijn verdediging. Er gaat een schok door me heen. En dan nog een, en nog een. Totdat mijn hele lichaam alleen maar uit schokken bestaat.

Iets knalt door mijn hoofd. Een stem. Van buiten af. Het klinkt hard en rauw, en het maakt me doodsbenauwd.

'Daniël!'

Ik ken die stem, al weet ik nu even niet meer waarvan.

'Daniël!', roept ze weer. Zolang ik haar stem hoor worden de herinneringen heel even de kop in gedrukt. Maar daarna beuken ze weer als vanouds naar de oppervlakte.

Iets strijkt langs me heen. De druk op mijn oren vermindert en ik krimp ineen.

'O Daniël! Het is al goed. Het is al goed. Ik ben hier. Mamma is hier. Je bent veilig bij mij, Daniël. Je bent veilig. Kijk me aan jongen, kijk me aan. Het is al goed. Ik ben hier jongen, ik ben hier. Ik ben bij je. Je bent veilig lieverd.'

Mamma huilt, ze voelt zich net zo ellendig als ik. Ik kijk haar niet aan, maar laat me door haar woorden troosten. Het schokken houdt op, alles wordt weer stil. Mamma zingt zachtjes, haar stem klinkt dicht bij mijn oor. Zo probeert ze me te troosten, me blijvend te kalmeren. Ik luister naar haar zachte kristalheldere stem, naar de woorden die ze me zachtjes toezingt en waar de liefde vanaf spat.

Ze krijgt me zo ver dat ik naar beneden ga. Ze neemt me mee naar binnen en gaat me voor naar de bank. Ik volg haar en krul me naast haar op, ver weg genoeg om haar niet aan te raken en dichtbij genoeg om te laten weten dat ik bij haar wil zijn. Ze raakt me niet aan. Ik weet dat ze dat het liefste doet, dat ze me zou willen omhelzen, me vast wil houden, me kussen. Ik doe haar pijn door me van haar af te sluiten. Maar ik kan het niet verdragen! Dat gevoel wat ik krijg... Ik vraag me af of het ooit weggaat, dat gevoel. Het enige wat ik ermee bereik is dat ik weer misselijk word. Nee! Niet alweer! Ik wil niet! Laat me met rust!

Om het gevoel terug te dringen boor ik mijn nagels in mijn vel.

'Daniël!' Maar haar stem kan ze dit keer niet tegenhouden. Angst verspreid zich over mijn lichaam en ik knijp mijn ogen dicht.


Mijn huid sist als het gloeiend hete metaal ertegenaan wordt gedrukt. Ik gil het uit, ondanks de gore lap in mijn mond. Ik heb het gevoel dat ik ga stikken!

'Ja toe maar! Gil het uit! Laat me je pijn horen! Schreeuw jochie schreeuw!' Handen houden me op mijn plek, ik ben geen partij voor ze. Ik kronkel en trek, probeer te schoppen en slaan, maar dat alles heeft geen zin. Ik ben doodsbang voor wat ze nog meer gaan doen.

Elke keer als ze me aanraken komt de volgende ramp, de pijn die door me heen snijdt en zich diep in mij vestigt. Ik kan er niet aan ontsnappen. Ik zal voor altijd gevangen zijn, in de greep van deze handen. Ze zullen me nooit laten gaan! Ik ben verloren!

De lucht in mijn longen is op. Het gegil verstomd in mijn keel. Een nieuwe teug adem en het gegil maakt plaats voor oncontroleerbare snikken.

'Laat hem zijn kop houden!' Een andere hand sluit zich om mijn keel en ik kronkel nog harder. 'Lig stil rotjong! Of ik brand je nog eens!'

Nee! Niet nog eens! Niet nog eens! Ik krijg geen lucht... En dan is er opnieuw die gloeiende pook. Het sist en ik gil. Ze lachen. Ze lachen en hij smeekt. Smeekt ze te stoppen.

Maar dat doen ze niet. Ze stoppen niet. Niet voor mij en ook niet voor hem. Ik schreeuw en gil tot ik niet meer gillen kan.

Ik lig doodstil, ik ben doodstil. Ze houden op. Maar ik kan er niet blij om zijn. Ik wil dat het stopt. Ik wil dat alles stopt. Ik wil weg. Ik wil niet meer. Wil niet meer. Niet meer. Pijn. Zo veel pijn. Stop!

Maar het stopt niet. Ze laten me lijden. Ze laten pappa huilen. Ze laten pappa lijden en smeken. Ze maken me boos. Boos en machteloos. Hulpeloos. Kansloos. Ze maken pappa ook boos. Ze breken hem. En het is mijn schuld. Hij zegt het ook. Het is allemaal mijn schuld...

*

Het geschreeuw is verschrikkelijk. Het gaat door merg en been. Het klinkt afgrijselijk. Daniël schreeuwt al zijn pijn en angst eruit. Het klinkt hulpeloos, weerloos. De boodschap is duidelijk: laat het ophouden.

De mensen in de kamer voelen zich al net zo hulpeloos en weerloos, ook zij willen dat het ophoud. De pijn is in hun ogen weerspiegeld, ze wensen dat ze iets kunnen doen, wat dan ook. Maar geen van allen weet hoe ze de spartelende, kronkelende jongen kunnen helpen die de afschuwelijke gebeurtenissen van zijn leven herbeleefd. Hij slaat en schopt woest om zich heen, met zijn ogen stijf dichtgeknepen. Ze zouden hem kunnen vastpakken zodat hij zich geen pijn doet, maar dan duurt het alleen maar langer.

Marit kan het niet langer aanzien en vlucht naar boven. Haar kinderen kijken elkaar onbeholpen aan, dan gaan ze naar buiten. Gilbert blijft als enige over. Gepijnigd blijft hij bij de jongen zitten. Hij blijft naar hem kijken. Het is zijn taak om op de jongen te passen. En op zijn familie. Al heeft Gilbert geen idee wat hij nou eigenlijk aan het doen is.

Ten langen leste houdt de jongen op met schreeuwen. Hij blijft heel stil liggen. Ondanks zijn nog steeds krampachtig gesloten ogen weten zijn tranen zich eruit te persen. Zijn lichaam schokt zachtjes maar hij maakt geen geluid. Gilbert waakt over hem, zonder geluid te maken. Niet veel later valt Daniël in slaap, totaal uitgeput van zijn aanval. De anderen komen terug. Gilbert kijkt ze aan en knikt. Ze gaan aan de keukentafel zitten en blijven elkaar met lede ogen aankijken. Iedereen weet wat er nu gaat komen. Ze moeten het weer proberen.


Op de vluchtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu