Hoofdstuk 22. Alle kleine beetjes helpen

10 2 3
                                    

Als ik mamma aankijk is alles anders. Ik weet niet hoe het komt, maar plots is niets meer zoals het was. Ik zie haar. Ik zie haar echt. Ze is geen schim uit het verleden, maar echt. Ze is hier. Bij mij. Ik kan haar aanraken. Dat zou ik echt kunnen. En ik ben nog steeds bang. Bang dat ze zullen komen. Maar ze komen toch al. Ik heb de regels al gebroken. En ze hebben niet gezegd dat ik haar niet mag aanraken. Ik kan haar aanraken...

Dus waarom zou ik dat niet doen?

Pappa is hier niet. Mamma wel. Pappa is boos op me... Maar mamma vergeeft me altijd. Ze houdt van me. Dat heeft ze zelf gezegd.

Als pappa komt, dan is Gilbert hier. Hij zal me beschermen. Dat is zijn taak. Dat heeft hij me gezegd. En Gilbert spreekt de waarheid. Gilbert is veilig. Hij helpt me. Dat heeft hij beloofd.

Gilbert en mamma... ze zijn hier. Samen, misschien kunnen ze Hen wel tegenhouden.

Natuurlijk weet ik dat niet zeker. Ik ben bang. Zal ik dat altijd blijven?

Ik wil niet meer bang zijn.

Ik wil bij mamma zijn.

Maar wil ze dat ook nog steeds?

En dus pak ik haar hand. Ik moet het proberen. Als ze tegen me gaat schreeuwen, als ze zich losrukt, dan weet ik genoeg. Dan probeer ik het nooit meer.

Maar ze trekt zich niet los. Ze huilt wel en noemt zachtjes mijn naam. Niemand zegt wat.

Is dit goed? Ik weet het niet.

Maar ze trekt zich niet los.

'Mamma', fluister ik zacht.

                                                                                            *

Even weet Marit niet wat ze moet doen. Max, haar Max, heeft eindelijk weer iets gezegd! Ze heeft contact met hem! Hij komt langzaam bij haar terug!

Ze is doodsbang dat dit moment voorbij gaat, dat Max zich weer terugtrekt en dat ze dan nooit meer contact zal hebben. Maar hij kijkt haar nog steeds aan! Heeft nog steeds haar hand vast!

Wat moet ze nu toch doen? Ze wil hem zo graag omhelzen! Maar ze weet zeker dat hij dan bang wordt en zich terugtrekt. Dat wil ze niet!

'O Max...', fluistert ze nog een keer. Ze moet iets zeggen, maakt niet uit wat! 'Ik... ik hou van je lieverd. Ik ben zo blij met je. Ik ben zo blij dat je terug bent!'

Meteen daarna bedenkt ze dat hij ieder moment weer kan verdwijnen en de angst slaat haar om het hart. Voordat ze het weet heeft ze haar zoon in haar armen getrokken, dicht tegen zich aan. Ze ruikt aan zijn haren. Ze heeft hem zo gemist! Haar zoon.

Gilbert en de kinderen kijken zwijgend toe. Allemaal zijn ze blij met deze vooruitgang, maar ook vertwijfeld over hoelang dit moment zal duren. Max zal zich weer terugtrekken, toch? Het is alleen maar een kwestie van tijd.

Als Marit Max los laat ziet ze een kleine glimlach op zijn gezicht. Hij kijkt haar nog steeds aan en is zichtbaar opgelucht. Hij was bang voor me? Maar waarom dan?  Ze weet echter dat ze geen antwoorden op die vragen gaat krijgen. Niet nu in elk geval. Op dit moment is ze alleen maar blij dat Max zich niet los trekt, dat hij niet gaat schreeuwen of huilen. Hij is niet meer bang voor haar, en wat de reden daarvoor ook is, ze is er dolgelukkig mee.


Een paar dagen later krijgt Gilbert een telefoontje van zijn baas. De glimlach die op zijn gezicht staat doordat Max een spelletje speelt met Marit en de andere kinderen verdwijnt als hij op het scherm kijkt. Matijs heeft hem als eerste door en hij kijkt Gilbert vragend aan. Gilbert glimlacht echter naar hem, neemt zijn telefoon op en gaat naar boven.

'Gilbert, zeg het maar', beantwoordt hij de oproep.

'De vier verdachten zijn herkent en worden opgepakt. De organisatie waarbij ze betrokken zijn zal worden opgerold en de rust zal over een week wederkeren.' Zijn baas neemt niet eens de moeite om hem te groetten en Gilbert kan het niet laten om met zijn ogen te rollen.

'Dat is goed om te horen. Ik had alleen een telefoontje achteraf verwacht. Is het niet zo dat er nog van alles mis kan gaan?', vraagt hij zakelijk. Ondertussen wordt Gilbert overspoelt met opluchting en ongeduld, al probeert hij die gevoelens meteen de kop in te drukken. Zoals hij al zei, het is nog veel te vroeg om zelfverzekerd en voldaan te zijn.

'Nonsens, deze lijn is beveiligd. Dat heb ik zelf gecontroleerd. Blijf nou maar een week daar zitten, waar je ook mag zitten, en dan neem ik nogmaals contact met je op. Zie maar of je de familie inlicht, wat jou het beste lijkt. Agent Westermolen', zegt hij bij wijze van begroeting, en dan gaat de lijn dood.

Gilbert zucht. Wat moet ik hier toch mee?  Hoofdschuddend bergt hij zijn telefoon op en loopt weer naar beneden. Hij ontdekt Matijs nog net onderaan de trap.

'Matijs', zegt hij afkeurend en de jongen draait zich schaapachtig om.

'Sorry Gilbert, maar ik wilde gewoon zeker weten dat je Max niet weer mee gaat nemen.' Ogenblikkelijk voelt Gilbert zich schuldig. Hij kan het de jongen ook niet kwalijk nemen dat hij zo wantrouwend is geworden naar Gilbert toe. Met een zucht haalt Gilbert een hand door zijn haar.

'Wees maar niet bang Matijs. Zo'n stunt zal ik nooit meer uitvoeren. Ik weet hoeveel het iedereen heeft geraakt, dat was nooit mijn bedoeling.' Matijs knikt langzaam, maar hij lijkt Gilbert niet meer op zijn woord te vertrouwen. 'Zullen we dan maar weer terug naar de woonkamer gaan?', vraagt Gilbert hem, een nieuwe zucht inhoudend.

Wanneer Matijs knikt en zich omdraait, volgt Gilbert de jongen terug naar de rest van de familie.

                                                                                                     *

Ik kijk even op als Matijs weer terug komt van de wc. Tenminste, dat is wat hij heeft gezegd. Maar ik weet dat hij niet is gegaan. Ik heb de wc niet gehoord. Hij heeft het gesprek van Gilbert afgeluisterd. Dat heeft hij voor mij gedaan. Hij is bezorgd om me. Dat is iedereen. Ze zijn allemaal blij dat ik ze aankijk en dat ik altijd reageer als ze iets zeggen. Ik hoef geen muziek meer te luisteren of bij ze weg te gaan. Ik ben hier veilig. Mamma is niet boos op me dat ik pappa boos heb gemaakt. Niemand is boos op me. Ik weet niet waarom dat is, maar ik ben er blij mee. Ik doe heel erg mijn best om contact te maken. Ik raak ze aan. Ik glimlach en knik. Ik speel spelletjes en doe dan actief mee. Het enige wat ik nog niet kan is praten. Want dat mag ik niet.

Maar Ze zijn nog niet gekomen. Misschien weten Ze niet waar ik zit? Kan dat? Ben ik hier echt veilig? Maar misschien zijn Ze gewoon heel ver weg en duurt het lang voordat Ze hier zijn?

Ik weet het niet, en daar word ik nerveus van.

Maar iedereen hier helpt me! Ze praten met me en stellen me gerust als ik weer zit te wiebelen. Zelfs Matijs praat weer met me. Hij is eindelijk niet meer boos op me!

Het is nog niet zoals vroeger. Maar wel bijna. Misschien zal het nooit meer zo worden. Ik ben veranderd. Iedereen is veranderd. Pappa is ook veranderd. Ik denk niet dat pappa nog van me houdt. Ik denk dat hij altijd boos op me zal blijven.

Ik weet niet wat ik heb gedaan om hem zo boos te krijgen, maar mamma en Gilbert blijven zeggen dat het niet mijn schuld was. Dat ik er niets aan kon doen en dat mensen soms fout zitten. Ook pappa's en mamma's. Misschien hebben ze wel gelijk.

Nee, waarschijnlijk wordt het nooit meer zoals vroeger. Mamma heeft nu ruzie met pappa. Ze wil hem nooit meer zien, heeft ze tegen me gezegd. Ze zei dat ik nooit meer bang hoefde te zijn en dat ze me zou beschermen. Dat iedereen hier dat zou doen. Het enige wat ik moet doen is beter worden, en dat is al zwaar genoeg.

Op de vluchtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu