1

22 1 0
                                    

Met mijn benen, trillend tegen defiets, kwam ik langs een bloemenveld. Zodra ik mijn hoofd naar de bloemenbegaf, begonnen ze te rotten, af te brokkelen, weg te sterven. Ik kon me nietsmeer herinneren, en bij het kleinste beetje inspanning begon mijn hoofd als eendrilboor te ratelen. Niet letterlijk, ik viel niet van mijn fiets, tenminste,als ik goed uitkeek natuurlijk. Ik draaide mijn hoofd 90 geraden en keek weervooruit. Het drong nu pas tot me door,dat ik niet wist wat ik aan het doen was, en als ik wist wat ik aan het doenwas, het misschien dan nog niet eens nodig was. Mijn hersenen gaven aan datmijn benen moesten stoppen met rond te draaien, en alsof het ervoor gemaaktwas, kwam er een auto aan. Geluk borrelde als een gloeiend hete kookpan volpruttelde appelmoes, met kleine stukjes appel en peer erin. Niet helemaalgepureerd, want daar hou ik niet van. Als kind hield ik al niet van gepureerdeten. Ik groeide ook al snel op om gewoon boterhammen met de rest mee te eten.Ik lust eigenlijk nog steeds geen pap of soorten vla. Ik gooide mijn fiets opde grond en met een 'klets' en een gebroken achterlicht belandde het degrond. Ik rende door het pas gemaaidebermgras, denkend aan wat ik thuis zal doen, en stak mijn duim omhoog. De bermwas toch langer als ik had gedacht, en dus reed de auto gewoon langs me terwijlik nog bij de weg moest komen. Ik keek de auto na, en het voelde alsof de manzijn ogen, door de spiegel, recht in mijn rug brandden. Ik dacht weer aanthuis, en meteen dacht ik 'waar is thuis?'. Dat was een vraag die al jaren doormijn hoofd rondwaarde. 'Wanneer kun je thuis, thuis noemen?' en 'Als je eeneigen huis koopt, is je oude huis dan ook nog thuis, of niet?' waren vragen dieik als kind wel kon stellen. Ik vroeg te veel, zei mijn moeder op elkeverjaardag, als ik weer eens aan het poten was. En nu ik er over na denk, wieis mijn moeder? Wacht.... Wie is mijn vader?... wie ben ik? Heb ik broertjes,zusjes? Ik keek geschrokken naar mijnfiets, hij leek tweedehands. Ineens schoot er een gedachten in me op, zoweggezonken in mijn gedachten, sta ik stil, trillend en mijn ogen wijd open. Ikzag mijn oma voor me, met mij. Samen stonden we op een marktje, naar allemaalrommeltjes te kijken, ze had wat gevonden. Een... een stok. Gewoon een stok. Ofwas het een lamp? Of... toch een stok? Wat had ze vast? Endorfine raasde door mijn lijf met 250 km/h.Vaag, en met veel hoofdpijn, kwam het plaatje tevoorschijn. "rustig blijven ademhalen" zei een stem vanachter mij. Ik schoot uit mijn gedachten en keek om me heen. De man liep met 2meter afstand rondom mij. Ik keek hem aan, en er klikte iets in mijn hoofd.''Rustig aan mannetje, ik zal je meenemen'' zei hij rustig. Ik glimlachte kort,en besloot om mijn lichaam te bewegen. Ik liep naar de fiets, terwijl dedauwdruppels aan mijn schoenen bleven kleven. Ik greep naar de handvatten, toenik een klep hoorde opengaan. ''Je hoeft je fiets niet mee te nemen...''antwoordde de man op mijn beweging. ''oh, okay'' zei ik kort. Ik liep terugnaar de auto en stapte in. De man gooide het portier dicht. ''Je hebt hem tochniet meer nodig'' grijnsde hij.    

PsychopathWhere stories live. Discover now