Ik zag niks meer en het werd wazig voor me. Tranen vloeiden eruit en de bladeren werden nat. Ik liep naar Adams kamer, die nog sliep. Ik legde hem uit wat ik zag en ook hij was geshockeerd. Ik wist niet wat uit te brengen, en hapte naar adem. Hij maakte mijn vader wakker en weer begon hij te roepen, uiteindelijk zakte hij door zijn knieen en zijn ogen werden even waterig. Hij draaide zich snel om met zijn rug naar ons en keek uit het raam. Ik had hem nog nooit zo gezien, maar deze week kwamen er alleen maar nieuwe dingen naar buiten. 'Ze is weg, ga naar haar. Naar jullie lieve moedertje. Ze zal niet meer terug komen. We gaan scheiden.' Hij draait zich om en kijkt ons beide aan. 'ik heb jullie moeder fysiek pijn gedaan maar dat omdat zij me mentaal heeft kapotgemaakt. Ik had zoveel keuze en nam de ontrouwste vrouw mee. Ik vond haar zo mooi en schattig, ik gaf haar met trots de mooiste en duurste ring en die heeft ze met haat in mijn gezicht gegooid en nam die van een ander aan. Ik hoop dat ze gelukkig is met hem, God zal haar boeten. ze verdient de dood.'
Adam keek me niet begrijpend aan. Ik vertelde hem later op de kamer wat ik had gehoord. Hij verafschuwde haar en dat in een minuut. Onze wereld was veranderd, ik dacht mijn vader nooit te kunnen vergeven maar was het gene dat mijn moeder had gedaan niet erger dan dat? Ik wist het niet meer.
Mijn vader roept ons bij een en verteld ons dat als we naar onze moeder willen gaan, we dit mochten. In het begin wou ik niets anders, maar nu had ik diep in mijn hart een afkeer tegen haar. Ik hield van haar, nog steeds. Maar dit kon niet gebeuren.
'Dounia, ik vertrek.'
'Wat, naar waar ga je?'
'Ik wil antwoorden van haar, anders zal ik haar nooit meer kunnen aanspreken.'
'Wat, van wie. Wat bedoel je Adam?'
'Ze is een zonde begaan, onze moeder.'
Ik zuchte en keek de andere kant op.
'Wil je mee?'
En daar gingen we dan, ik gaf mijn vader een kus. Hij keek me met grote ogen aan maar hoewel die man soms een monster leek was die monster mijn vader. Hij had liefde nodig. Hij had iets goeds in hem. Nadat we boos op hem werden, jaren geleden had hij nog altijd niets verteld over het bedrog van mijn moeder. Hij wou ons niet tegen haar opzetten. Adam legde uit dat hij antwoorden nodig had. Voor we vertrokken met Adams auto gingen we langs Noor voor het adres. Ik bedankte haar en gaf haar een knuffel. Hier gingen we dan, naar onze eigen moeder, die elders een nieuw leven was begonnen met een man.
Ik was van plan om terug te komen, Sarcelles verlaat je niet zomaar. Ik ging over een paar dagen mijn vrienden terug zien en het leven zou weer beginnen. Wat als mijn moeder geen geldig excuus had? Zou ik haar dan nooit meer spreken? In de auto bedacht ik me allerlei excuses die ze zou geven. Ik was heel vergevingsgezind, maar Adam niet. Hij bleef maar praten over hoe ze dit kon doen, en dat ze zijn moeder niet meer zou zijn als dit echt waar was. De rit duurde lang, zo een 12 uur. We waren al vroeg vertrokken. Al deze moeite voor iemand die ons niet eens opbelde. Al die jaren had ik haar zo anders gezien en nu ineens besefte ik dat ze een heel ander persoon was. Ik was haar enige dochter, ik vertrouwde haar zoals ik God vertrouwde maar ze vergat me in een dag. Onderweg stopten we een paar keer, Adam werd moe en hij zag er zo triest uit. 'Dounia, besef je gewoon dat ik al deze moeite doe om mijn moeder te gaan opzoeken die bezig is met een andere man, ze geeft niet eens om ons.' Dat raakte me wel want ik wist dat hij gelijk had. Hij was 19, maar hij was de verstandigste van ons allemaal. Alleen deed hij er niets mee. Hij was gaan werken in een snack, maar dat beviel hem wel.
We kwamen aan in Marseille, wat een mooie en zonnige plaats. Ik droomde er altijd van om hier op vakantie te komen, maar dat had mijn moeder nu goed verpest.
Mijn broer stopte de auto en we liepen binnen in een pizzeria. Ik ging zitten en hij nam plaats tegenover me, ik bestelde iets simpels. Na het eten betaalde we en vertrokken we weer, op weg naar de nieuwe woonplaats van mijn moeder.Ik begon wat te aarzelen of dit wel een goed idee was. Misschien wou ik haar niet zien, niet met hem. Ik had er nooit aan gedacht of ze misschien wel zouden trouwen en dat hij dan mijn zogezegde stiefvader zou worden. Dat zou ik niet laten gebeuren. Ik weet niet of ik haar zou kunnen vergeven en hoe meer we naderde bij haar huis, hoe meer ik begon te denken. Mijn broer zei me geen woord toen we de straat inreden. Ook ik wou geen woord uitbrengen. Waar waren we mee bezig? Dit hadden we niet moeten doen, zij had ons moeten zoeken. Ze had haar leven nu gemaakt zonder ons, maar ik kon het niet laten om te glimlachen. Ik had haar zo gemist en het enige wat ik nu wou was in haar armen springen.
JE LEEST
In naam van de liefde
Romance'Als mens voelen we heel erg veel, te veel. We ontvangen elke prikkel uit de omgeving en worden daardoor bloot gesteld aan alles. We geven ons zelf over alsof we Egyptische slaven zijn onder de voeten van de rijke Godinnen. Voelen willen we niet, du...