(Oud) Hoofdstuk 17

63 17 16
                                    

Dit is een van de oude hoofdstukken. Die heb ik er vooral staan voor mezelf, vooral omdat ik dat leuk vind en ook omdat ik dan makkelijk reacties kan terugvinden. Misschien haal ik het er later weer af, als de verbeterde versie er helemaal opstaat.

Het werd nog steeds geleidelijk aan donkerder, tot ik geen hand voor ogen meer zag. De geur van zwavel drong mijn neus binnen en prikte in mijn keel, waardoor ik een keer luid nieste.

Ik voelde een hand op mijn schouder en ik wilde opspringen van schrik, maar toen besefte ik dat het Jacob was en ik slaakte bijna een zucht van verlichting. Hij kon kennelijk wel nog alles gewoon zien, en opnieuw verbaasde ik me erover.

'Dit wordt jullie dood,' zei Gennak lachend. Hij wreef verlangend in zijn handen. 'Mijn meester is vast woedend, oh Thor, wat zal hij woedend zijn.'

Ik beet op mijn lip. Gennak overdrijft maar wat. Hij probeert ons alleen maar bang te maken. Ik balde mijn vuisten om mijn handen niet te laten trillen, ook al wist ik dat toch zo'n beetje niemand ze kon zien. Jacob hield mijn schouder stevig vast.

Toen klonk het geluid van een piepende deur. In plaats van dat er een plas van fel ochtendlicht naar binnen viel, leek het alleen nog maar donkerder te worden en de kleine lichtpuntjes die ik her en der nog gezien had, werden weggezogen. Enkel twee zilveren ogen dansten in de lucht. Ze zochten griezelig genoeg contact met de mijne, en het was alsof ik mijn blik niet kon afwenden en hij ook het zwakke licht uit mijn ogen wilde wegzuigen.

'H-heer,' piepte Gennak. 'Heer Mordan de vierde...' Hij was opeens niet meer de stoere Noorman zoals hij zichzelf had voorgedaan tijdens het verhoor. Wat een slappeling, echt, ik had er geen andere woorden voor.

'Je hebt gefaald, Gennak,' zei de diepe stem van Mordan. 'Een scharminkel en een onwetend meisje. Kan zelfs jij daar niet tegenop?' Hij maakte een afkeurend geluidje.

Gennak kon niets uitbrengen dan een wanhopige kreet, waarbij ik meteen moest denken aan zijn gejammer van gisteravond, toen zijn vriend Marcus bewusteloos was en hij er alleen voor stond.

Een onzichtbare kracht trok ons mee naar de deuropening. Ik kon mezelf er niet tegen verzetten, hoe hevig ik het ook probeerde. Ook Jacob merkte het, zijn hand gleed omlaag naar de mijne en gaf er een bemoedigend kneepje in. 'Verzet je niet,' fluisterde hij bij mijn oor. 'Laat je gaan. Dit is de ware aard van Mordan. Tegenwerken zal je niet helpen.'

Ik kneep mijn eigen ogen dicht om de glinsterende ogen tegenover me te negeren en probeerde me over te geven zoals Jacob gezegd had, maar ook dat lukte me niet. Ik hoorde en voelde hoe Jacob en Gennak me voor waren en meegesleept werden in een draaikolk van schaduwen. Ik bleef alleen achter in de duistere hut, samen met de scherpe zwavelgeur en de zilverachtig schijnende ogen.

Mordan gromde diep en de duisternis slokte uiteindelijk ook mij op. Ik tolde rond in het niets, en precies op het moment dat ik dacht dat ik dood was - of iets in die richting - ging plots het licht aan. Het tollen stopte en we bevonden ons opeens in een ruime kamer.

Fedragin [Dragantir #1]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu