3. Ongeluk

28 2 1
                                    

Vrijdag, 9 maart 1696

-         Viktor Kadinski, 11 jaar

 “Heb je alles?”

“Ja, Mat’, ik heb alles al drie keer nagekeken. Ik weet zeker dat ik alles bij me heb.” – Terwijl Mat’ me trots aanstaarde, bond ik de zwarte, leren riem om mijn middel.

 “Zo, ik ben er helemaal klaar voor.” – Zei ik terwijl ik mijn zwaard tussen m’n riem en mijn jas stak. Vanuit m’n ooghoek zag ik dat Mat’ een beetje emotioneel werd. Ze veegde snel een traan weg voordat ze naar me toe liep om me een knuffel te geven.

 “Viktor, je groeit echt met de dag. Een paar dagen geleden speelde je nog met je vriendjes, vandaag ga je voor het eerst in je leven naar de grote stad. Naar Moskou.” – Ze hield me vast alsof het de laatste keer was dat ik haar ooit zag. Nadat ik me voorzichtig had losgemaakt uit haar greep, opende ik de deur van ons kleine huisje. Ik keek achterom naar mijn moeder en zei haar gedag.

 Nadat ik de deur dicht had gedaan, voelde ik een rilling over m’n rug gaan. Daar stond hij, de kleine bolderkar. Tot de nok toe gevuld met allerlei zakken fruit, groenten en rauw vlees. Helemaal aan de voorkant hing een klein zakje, waar wat lekkers voor mij in zat. Dit was voor onderweg. Ik keek even om me heen, en zag het handjevol huisjes wat ons hele boerendorpje was. Het was niets in vergelijking tot Moskou. Ik had nog geen idee wat ik daar allemaal aan zou treffen, in die stad vol met mensen. Mensen zoals ik? Mensen zoals Otets Vasili?... Ik had geen idee. Maar ik zou er gauw genoeg achter komen.

 Langzaam schuifelde ik in de richting van de bolderkar. Voelde ik ineens een kleine twijfel?... Misschien kan ik maar beter thuis blijven. Het is wel onbekend, daar in de grote stad.

 Maar ik moet gaan. Ik heb het Mat’ Natasja en Otets Vasili beloofd. Ze rekenen op mij, en daarnaast mag ik al het verdiende geld zelf gebruiken! Ik fantaseerde kort over wat ik er allemaal van kon kopen. Misschien wel een cadeau voor Mat’ en Otets? Ik had nog geen idee. Ik zie het vanzelf wel.

 Langzaam bukte ik voorover, om het stuurtje van de bolderkar op te rapen. Langzaam begon ik te lopen, weg van mijn thuis. Weg van de plek waar ik al 11 winters heb doorgebracht. Op naar de lichtjes aan de horizon.

 Terwijl ik onderweg was, werd de kou steeds erger. Alsof de ijzige winterwind steeds harder langs mijn gezicht sneed, alsof het zicht steeds minder werd, door de opkomende sneeuwstorm, alsof mijn warme kleding er niet meer toe deed. Elke stap die ik zette, deed mij verder van huis gaan dan ik ooit was geweest. Maar ik liep door.

 Ik weet niet hoe lang het heeft geduurd voordat ik de bekende lichten zag. Het kan een paar uur geweest zijn, misschien wel een halve dag. Mijn gevoel van tijd was helemaal weg toen ik eindelijk voor de grote muur stond, die om heel Moskou gebouwd was. Ik keek mijn ogen uit naar alle stenen waaruit de muur opgebouwd was. Wie heeft zoiets ooit gebouwd? Ik durf te wedden dat het een heel slim iemand is geweest! Terwijl ik gapend naar de muur sta te kijken, wordt ik benaderd door twee net geklede mannen met lange stokken, waar een scherpe punt op zit.

 “Dobrye Den, Svoloch! Wat heb jij hier te zoeken?” – Vroeg de ene man agressief terwijl hij zijn wapen naar mij richtte…

 Ik schrok er zo van, dat ik het handvat van de kleine bolderkar losliet. Terwijl het met een doffe plof in de sneeuw viel, deed ik langzaam mijn armen omhoog. Wat moest ik nou doen?

Steampunk: How It All Fell Into PlaceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu