//één// Het meisje

33 5 14
                                    


Eigenlijk had ik nog maar zeven hoofdstukken hieraan geschreven, maar ik heb besloten om het te herschrijven want het was niet bepaald zoals ik het wilde. Alleen van het eerste hoofdstuk is de helft ongeveer hetzelfde, de rest is allemaal volledig anders. Dus hierbij, het nieuwe eerste hoofdstuk!

Ze werd wakker van sneeuwvlokken die op haar gezicht omlaag vielen en langzaam wegsmolten. Haar hoofd bonkte, haar keel was droog, en het voelde alsof ze wakker werd uit een lange, diepe slaap.

Toen ze haar ogen opendeed, zweefden er wazige gezichten boven haar, die stuk voor stuk een stomverbaasde uitdrukking droegen. Ze knipperde even verward met haar ogen en liet alles langzaam helder worden; een inktzwarte lucht met hier en daar een verdwaalde ster, dennenbomen die hoog rond haar oprezen en natuurlijk nog altijd de groep mensen, die haar met een mengeling van verbijstering en nieuwsgierigheid aanstaarden. Toen één van de mannen een stapje dichterbij waagde, krabbelde ze overeind en deinsde ze achteruit. Het ging moeizaam en ze struikelde bijna over haar eigen benen.

'Raak me niet aan.' Haar stem klonk rauw en schor, alsof ze al heel lang geen woord meer gezegd had. Een warme druppel bloed gleed langs haar slaap naar beneden en ze veegde hem in een snelle beweging weg. Ze keek gedesoriënteerd om zich heen. Wat was er in vredesnaam aan de hand? Waar was ze?

'Wie ben je en waar kom je vandaan?' vroeg één van hen. Haar ogen schoten heen en weer, op zoek naar een uitweg – wat als ze kwaad in de zin hadden?

'Wat hebben jullie met me gedaan?' Haar handen gleden onder haar mantel, op zoek naar een bruikbaar wapen, maar ze vond niets. Haar hoofd voelde alsof het volzat met watten en het was haast onmogelijk om helder na te denken.

'Hoe heet je?' zei dezelfde man weer.

'Wat is er gebeurd? Ik snap het niet.' Ze trilde over haar hele lichaam en de pogingen om zichzelf te kalmeren waren vergeefs. Hoe kwam ze hier? Wie waren deze mensen en wat wilden ze van haar?

'Ik heet Cydon,' zei de man toen. 'Ben je soms een spion van de huurlingen?'

'Wie zijn dat? Wie zijn jullie?' Ze wreef zenuwachtig over haar keel, alsof dat ervoor zou zorgen dat haar stem niet meer zo ruw klonk.

'Ik wil best vertellen wie wij zijn, hoor, maar het zou wel net zo eerlijk zijn als jij dat ook doet, nietwaar? Dus, wie ben jij en wat doe je hier?' Ze mocht deze man niet zo. Ze probeerde de brok in haar keel weg te slikken om woorden te vormen, maar het kwam er nog steeds schor en pieperig uit.

'Ik ben – ' Ze viel stil. 'Mijn naam is – ' Het meisje klemde haar kiezen op elkaar en probeerde uit alle macht een panische reactie in te houden. Ze groef in haar geheugen en dacht zo hard na dat ze er bijna hoofdpijn van kreeg, maar er kwam niets. 'Ik weet niet wie ik ben.' Ze wist niet te voorkomen dat haar stem trilde. Een naam hoorde zo vanzelfsprekend te zijn, daar hoorde je niet over na te moeten denken. 'Ik weet helemaal niet wie ik ben. Wie ben ik? Wat hebben jullie met me gedaan?' Ze zette een stap richting Cydon en greep hem bij zijn kraag. 'Wat hebben jullie met me gedaan?' schreeuwde ze. 'Wat gebeurt hier? Wat is hier in vredesnaam aan de hand?'

Net toen ze haar vingers om zijn keel wilde sluiten, werd ze door drie mannen van hem afgetrokken en één van hen zette een zwaard tegen haar keel. Cydon deed wat wankele stappen, maar herstelde zich toen snel en hij trok zijn kraag weer recht.

Een scherpe, ijskoude wind woei langs hen heen en schoof de kap af die nog half om haar hoofd zat. Zwarte krullen bungelden in haar blikveld en ze wilde ze wegvegen, maar haar handen werden stevig vastgehouden door één van de mannen, in een ijzeren greep.

'Sorry meisje, maar ik ben nu wel een beetje klaar met dat dramatische toneelgedoe van je,' zei de man naast Cydon ongeduldig. 'Vertel ons eerst maar eens waarom je daarnet uit de lucht kwam vallen – ben je soms een verstoten engel?' Hij lachte om zichzelf.

Steen & beenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu