{002}

46 4 0
                                    

'Hallo?' roep ik terug.
Geen reactie. Alleen maar duisternis achter de zelf-opengaande deuren.
Langzaam stap ik naar binnen. 'Sorry dat ik u stoor, maar kunt u me helpen? Waar ben ik en wie bent u?'
Geen reactie. Terwijl ik doorloop gaan er fakkels op de muren van de lange gang aan. Vraag me niet hoe, ze vatten gewoon vanzelf vlam.
Aan het einde van de lange deur zijn weer twee hoge, donkere deuren. Voorzichtig open ik een van de deuren een stukje en kijk naar binnen.
Achter de deuren is een enorm grote troonzaal te zien, de kamer is makkelijk honderd meter diep. Langs het pad richting de troon staan meters hoge pilaren met ook fakkels eraan, deze staan al aan gelukkig.
Verder lijkt het erg op een soort grot-achig iets. De muren zijn van een bruin/grijze kleur steen en de grond is donker grijs of misschien zelfs zwart marmer. Net zoals buiten, heeft deze kamer ook een rode gloed. Heel deprimerend allemaal.
'Hallo?' zeg ik zacht terwijl ik de deur verder open duw.
Geen reactie.
Ik loop naar binnen en kijk vol verbazing om me heen. Het ziet er heel bizar uit, maar toch heeft het wel wat.
Het plafond is zeker vijftig meter hoog en er hangen prachtige kroonluchters aan.
"Auw!" zeg ik iets te hard en kijk waar ik tegenaan ben gelopen. Een eng uitziend beeld. Altans, ik denk dat het een beeld is. Het lijkt op een soort griekse, misschien romeinse soldaat. Hij ziet er ontzettend realistisch uit, maar zijn "huid" is helemaal grijs en zijn ogen staam donker en dof.
'Wow,' mompel ik. 'Bizar gemaakt.'
Ik wil een deel van zijn harnas aanraken, als hij me opeens aankijkt.
Van schrik spring ik struikelend achteruit en val languit op de grond. Mijn hartslag gaat nu waarschijnlijk richting de tweehonderd. Altans, heb ik nog een hartslag?
Het enge levende beeld -of wat het ook is- draait zijn hoofd weer normaal zodat hij weer net zo staat als alle anderen die me nog niet waren opgevallen. Er staan twee hele rijen tegenover elkaar tot aan de troon.
'Het spijt me dat je zo bent geschrokken,' zegt die ene stem weer.
Snel krabbel ik overeind en kijk rond.
'Wie bent u? En waar ben ik? Laat uzelf zien!' screeuw ik door de troonzaal.
De stem lacht even. 'Dat zijn veel vragen, Alexandra.'
Voetstappen.
'Voor mij hoef je niet bang te zijn. Maak je geen zorgen, je bent veilig.'
De voetstappen komen dichterbij. Zenuwachtig kijk ik om me heen, zoekend naar een beweging.
Naast de troon lijkt iets te bewegen. Je ziet niks, maar het licht lijkt te vervormen.
Ik knijp mijn ogen samen en loop langzaam die richting op.
Plots staat er voor de troon een man die zijn helm af doet. Abrupt sta ik stil.
De man is lang en gespierd gebouwd. Zijn huid is bijna wit en zijn haar en baard zijn zwart gekruld. Hij draagt een soort licht grijs met zwarte jurk of, hoe noem je zo'n ding nou? Een toga?
'Het spijt me dat ik je zo liet schrikken. En een van mijn bewakers ook. Het was zeker Iason weer, hè? Hij wilde zo graag nog iets doen nu hij dood is, maar toch volgt hij nogsteeds geen bevelen op en doet wat hij zelf wilt...' zucht de man. 'We zijn al meer dan tweeduizend jaar verder Iason! Begin het te begrijpen!'
Euhhh pardon? Tweeduizend jaar verder?
De man moet de verbaasde blik op mijn gezicht gezien hebben, want hij begint te lachen. Altijd aardig, mensen die lachen om hoe verward je bent.
'Ik ben dood, toch?'
De man kijkt even twijfelend. 'Nouuuu...'
Ik kijk hem dreigend aan, totdat hij verder praat.
'Je bent niet dood, je ligt in coma, maar wel tegen de dood aan. Dat was de enige manier waarop ik nu met je kon praten, zonder je echt te vermoorden.'
Dit gaat me te snel. Het duurt dan ook even voordat ik er iets van begrijp.
Oke, dat is gelogen, ik snap het nog steeds niet.
Eén kwartje is wél gevallen.
'Had jíj iets met die griffioen te maken?!' schreeuw ik door de zaal. Dreigend zet ik een paar stappen in zijn richting. 'Wie denk je wel niet dat je bent?!'
'Er is nog zoveel wat jij nog niet weet, jonge dame. Als ik me dan nu voor mag stellen; mijn naam is Hades.'
Ik staar hem verbouwereerd aan.
'Hades?'
Hij knikt.
'Als in de Griekse god van de onderwereld en de dood en zo?'
'Nee!' Hij zucht. 'De god van de onderwereld en ríjkdom. Voor de god van de dood moet je bij die vervloekte Thanatos zijn.'
Vol ongeloof blijf ik hem aanstaren.
'Een god... Jij..?'
'Pas nou maar op met wat je zegt Alexandra Hunter. Ik weet meer van jou dan jij denkt.'
Zijn kille blik laat rillingen door mijn lichaam lopen. Het valt me nu pas op dat zijn smalle ogen donker bruin zijn, bijna zwart, met grijze vlekjes erin. Zijn neus staat een beetje scheef en is hoekig.
Toch voel ik me niet bedrijgd. Altans, niet helemaal, je staat toch voor iemand die claimt de god van de doo- sorry - onderwereld en rijkdom te zijn.
'Hoe weet u mijn naam?' vraag ik dan achterdochtig. 'Trouwens, waarom denkt u zoveel over mij te weten?'
'Je hebt je altijd anders gevoeld, hè? Het buitenbeentje dat nergens bij hoorde, andere interesses, je bent vast goed in Grieks, niet?' Hij kijkt me aan met een kleine glimlach op zijn gezicht. Daarna loopt hij langs me en seint me te volgen.
'Je bent niet snel bang voor paranormale dingen bijvoorbeeld,' gaat hij verder.
We lopen door de gangen een trap op. Aan het einde zijn twee doorzichtige deuren die naar een balkon lijken te gaan. Eenmaal buiten zucht hij even en praat dan weer verder.
'Je hebt je altijd afgevraagt waar je vader is, waarom hij weg is gegaan en jullie achter liet zonder iets te laten horen.'
Oke, nu wordt het eng. Waarom weet deze man -die Hades claimt te zijn- zoveel over me? Alleen van dat Grieks weet ik niet zeker, aangezien we dat op school niet hebben.
'Maak je punt,' antwoord ik op een dwingende toon.
'Mijn punt is; je bent een halfgod, Alexandra. Ik ben je vader.'

A/N: hoofdstuk 2! Laat me weten wat jullie van dit hoofdstuk vonden!
- xjust_a_writerx

De dochter van de HelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu