Mijn tas ligt ingepakt op het netjes opgemaakte bed. Ik kijk hem nog een keer door, om te zien of alles erin zit. Ik heb me al maanden op dit moment voorbereid, op dit moment gehoopt, maar zelfs nu heb ik nog twijfels. Zou ik het wel doen? Iedereen achterlaten? Loekie was het er mee eens, want ik kan niet voor altijd blijven vluchten voor wat ik gedaan heb, voor mijn eigen gedachtes. Ze wilde mee, zo graag, maar ik kon het haar niet aandoen. Het is mijn probleem, mijn schuld. Als ik opgesloten zit, dan gebeurt zoiets niet meer. Het mag niet meer gebeuren. Nooit meer. Loekie kreeg al bijna een zenuwinzinking toen ik voor haar deur stond, maar ze draait door als ze mee zou gaan naar daar. Zij heeft tenminste een keuze. Ik niet. Ik moet. Ze zullen me wel vergeven, uiteindelijk. Iemand roept van beneden. Het verstoort mijn gedachtes, zoals zoveel mijn gedachtes verstoort de laatste tijd. “Raja, telefoohoon!” schreeuwt mijn moeder voor de vijfde keer.
“Ik kom, wacht even!” Half struikelend ren ik de trap af. Zelfs deze steile rottrap ga ik missen. Ik ga alles missen. “Eindelijk. Hier, het is Renée.” Ik pak de telefoon aan en wil weer naar boven rennen, maar mijn moeder houdt me tegen. “Wacht even Raja, ik wilde je nog wat vragen over die jongen, Gray,” zegt ze. Niet dit weer. Niet nu. “Mam, het gaat prima tussen Gray en mij. Hij is geweldig en superlief voor me. Mag ik dan nu even de telefoon beantwoorden? We praten hier later wel over,” antwoord ik bot. Ik bedoel het niet zo, maar ik kan het gezeik over Gray niet ook nog aan mijn hoofd hebben. Ik ga naar boven en zet de telefoon aan m’n oor. “Hey Renée, wat is er??” vraag ik. “Jezus, dat duurde lang! Waar was je mee bezig? O ja, ik wilde wat vragen: Kun je misschien komen? We maken ons een beetje zorgen….” zegt ze voorzichtig. Ik zucht. Krijgen we dit weer. “Oke, maar wat is er dan?” vraag ik. Eigenlijk weet ik wel wat er is. Ze lopen de afgelopen weken al te zeuren, of het wel met me gaat, of er iets is wat ze kunnen doen. Of Gray wel lief voor me is. Of hij me pijn doet. Alleen, er is helemaal niks wat ze kunnen doen, maar dat begrijpen ze dus blijkbaar niet. Loekie weet waarom ik zo doe, maar Loekie houdt haar mond, zoals ze had gezworen. Net als ik, eigenlijk. “Dat vertellen we daar wel. Kom je naar het prieeltje?” vraagt ze. “Ja, ik kom er meteen aan.” Ik hang zuchtend op. Een lichte hoofdpijn begint ergens in mijn achterhoofd te kloppen. Ik ken de hoofdpijn. Ik heb er al zo lang last van. Net als de stemmen….. Ik ga naar beneden en zeg mam gedag. Even later zit ik op de fiets.
“Rajierarie!!!!!” schreeuwt een verre schim, die rennend op me afkomt. Het is Loekie, natuurlijk. Dat was te verwachten. Ze is de enige die me Rajierarie noemt, tegen mijn wil in. Hoe vaak ik ook zeg dat ze me niet zo moet noemen, ze blijft het doen. “Hey Loekiepoekie!” roep ik terug. Dan zie ik de rest. Ze zitten aan een van de sierlijke witte tafels, die in het prieeltje staan. Ik zet mijn fiets neer en loop op ze af. “Nou? Wat is er aan de hand???” vraag ik, terwijl ik ga zitten. Het komt er kattiger uit dan ik bedoelde. “Sorry,” fluister ik zachtjes. Ze horen het niet. “We…… ehm…… We maken ons erg zorgen om je, Raja,” zegt Robijn. “Ja, je doet de laatste tijd erg vreemd,” zegt Seline. Ik zucht geërgerd. Begrijpen ze het dan echt niet? Toch fluistert iets in mijn onderbewustzijn dat ze het niet kunnen weten als ik blijf zwijgen. Ik druk de stem weg. “Krijgen we dit weer? Ik heb toch al gezegd dat er niks is?! Waarom kunnen jullie me nou gewoon niet geloven als ik zeg dat er niks is?!” vraag ik onterecht boos. “Je….. Je bent stil, zegt niks meer. Je staart de hele dag voor je uit, en als we wat vragen, antwoord je niet. We maken ons zoveel zorgen om je, Raja. Ik wil niet dat het zo wordt als vorig jaar. Niet weer,” zegt Lucy. Lucy, alsjeblieft niet. Je maakt je al teveel zorgen…. Ik zou haar willen zeggen dat het niet zo wordt als vorig jaar, dat ik haar dat niet weer aan zal doen, maar ik kan het niet. “Waar hebben jullie het over?! Ik gedraag me toch gewoon hartstikke normaal?! Ja, ik ben wat stil, maar dat zijn jullie toch van me gewend? Wat nou als ik gewoon een beetje moe ben, hè?! Daar al aan gedacht? Jezus! Bemoei jullie eens met jullie eigen zaken!!” Ik merk ik ben gaan schreeuwen. “Raja, je hoeft niet zo te schreeuwen hoor. We zijn alleen maar bezorgd,” zegt Olivia sussend. “We willen je alleen maar helpen,” zegt Renée. Ik had niet moeten schreeuwen. Waarom schreeuwde ik? Ik weet ook wel dat ze het goed bedoelen, maar het is gewoon teveel. Loekie houdt zich erbuiten en zegt niets. Ik weet dat dat het verstandigst is, maar een deel van mij zou willen dat ze zich ermee bemoeit en me verdedigt, maar ze doet niets. Ze zit alleen maar en wacht af. Wacht totdat ik me omdraai en boos weg been, zoals ik altijd doe. En zelfs als ik me omdraai en weg loop, houdt ze me niet tegen. Ik kijk haar nog even over mijn schouder aan. Ze kijkt me na, bewegingsloos. Of toch niet? Ze staat plotseling op en schreeuwt wat. Ik versta het niet. Een stekende pijn schiet door mijn achterhoofd en ik zie de grond op me af komen. Daarna niets meer. Donker. Stilte