Hoofdstuk 1

4 0 0
                                    

POV. Brooklyn

Ik zit in een gezellige woonkamer naar het raam te staren. Ik zit hier in een appartementje op vier hoog, in een stad ongeveer tien kilometer van de basis vandaan. Waarom? Na al de heisa van de afgelopen dagen ben ik toe aan rust. Dus ik heb besloten om een weekendje voor mezelf te nemen en in een hotel te gaan zitten. Niet dat ik niks heb zitten doen.

Ik ben de meeste uren van de dagen diep in mijn gedachten verzonken geweest. Wie is die man voor wie Micheal werkte? Waarom was het zijn missie om mijn ouders te vermoorden? Dat zijn de grootste vragen die zich door mijn hoofd spelen.

Vandaag is mijn laatste dag hier in de stad. Ik heb geen idee hoe deze stad heet. Het was iets met een b. Het zal ook wel. Ik sta op en trek mijn schoenen aan. Als dit mijn laatste dag hier is, kan ik er net zo goed het beste van maken.

Druk om me heen kijkend hink ik over de straten. De wond aan mijn been is aan het helen, maar doet nog best pijn. Op een gegeven moment kom ik langs een oud uitziend huis. Hij is prachtig versierd met krullen en stenen beelden. Ik maak er snel een foto van. Ik voel me net een toerist.

Ik loop niet lang over straat. Ik voel me gewoon niet veilig na alles wat er gebeurd is. Micheal mag dan wel dood zijn, maar als hij echt voor iemand werkte en ik hun operaties heb verstoord zouden ze me zonder aarzeling executeren.

Eenmaal weer terug in het hotel stuur ik Meira een appje. 'Kom morgen weer terug. Moet ik nog iet mee nemen, boodschappen of zo?' Ik verwacht niet dat ze gelijk een berichtje terug stuurt dus leg ik mijn telefoon weg.

Het is avond. Mijn uitzicht op de stad is veranderd in een donkere stad met flauwe lichtjes van de verlichte woningen. Ik staar naar de lichtjes terwijl die een voor een uitgaan. Met mijn bord macaroni op schoot en muziek op geniet ik van mijn laatste avondje rust. Daarna word het weer hard werken en trainen.

De volgende ochtend word ik om zes uur wakker. Ik sleep mezelf uit bed met de gedachten dat ik nog moet inpakken. Waarom heb ik dat gister niet gedaan? vraag ik mezelf chagrijnig af. Een voor een kledingstuk smijt ik in mijn koffer. Na ongeveer een uur heb ik alles bij elkaar gegrist en in mijn koffer gedouwd.

Met een zucht kijk ik naar mijn koffer. 'Hoe komt het dat je altijd met meer spullen vertrekt dan dat je ermee bent gekomen?' vraag ik hardop aan mezelf. Ik ga met al mijn gewicht op mijn koffer zitten en klik snel de klep dicht. Met een zucht kom ik weer omhoog. Terwijl ik nog over de koffer heen sta gebukt schiet de klep met al zijn kracht open. Het harde plastic klap keihard tegen mijn neus aan.

Vloekend en over mijn zere neus wrijvend loop ik naar de badkamer. Mijn neus bloed gelukkig niet, maar er komt zeker weten een plek op. Mopperend ga ik weer terug naar mijn koffer. Ik maak hem nog een keer dicht, maar sta nu langzamer op. Als ik recht sta ren ik snel uit de buurt van mijn koffer en kijk er een tijdje naar. Als die na een minuut nog niet opengesprongen is loop ik er weer behoedzaam naartoe. Dan pak ik hem op en rol hem naar de woonkamer.

Als ik op mijn telefoon kijk, zie ik dat het bijna acht uur is. Snel check ik nog even wat Meira heeft gereageerd. Als ik de chat open, zie ik dat ze het berichtje nog niet eens gelezen heeft. Het is niks voor Miera om me zo lang te negeren. Ze reageert meestal niet gelijk, maar na een paar uur heb ik toch echt wel een berichtje terug gekregen. Ik besluit om het te negeren. Haar telefoon zal wel leeg zijn of misschien heeft ze hem uit gezet.

Beneden in de lobby sta ik in de rij te wachten om mezelf uit te checken. Ik kijk zuchtend langs de rij. Hoe kan het dat er zo vroeg al zo veel mensen willen in of uitchecken? Na een lange twintig minuten ben ik aan de beurt. Ik geef de vrouw achter de balie mijn sleutel van het hotelkamer terug. Ze print wat papieren uit als bewijs dat ik heb uitgecheckt en betaald en stuurt me dan weg. 'Chagrijn.' mompel ik zacht.

Buiten op de stoep sta ik te wachten op mijn taxi. Mensen in deze stad hebben echt geen haast of zo. Ik bedoel, sommige mensen hebben een leven. Niet dat ik echt haast heb. Verveeld ga ik op de stoeprand zitten, met mijn koffer naast me. Rillend van de kou sla ik mijn dikke winterjas om me heen. Ik houd niet van de winter. De kou doet me alleen maar denken aan de leegte die ik al een lange tijd in me voel.

Ik kijk naar de wazige weerspiegeling op de weg. Gister heeft het geregend en er liggen nu overal kleine plasjes water. Ik ben zo diep in mijn gedachten verzonken dat ik de auto, die met een hoge snelheid over de weg rijdt, niet zie aankomen. In volle vaart rijd hij door de grote, diepe plas heen die voor mij ligt, zodat er een vloedgolf aan koud regenwater op me neer stort. Ik schreeuw de bestuurder gemene verwensingen na terwijl ik daar in mijn natte kleding op straat sta.

Niet veel later komt mijn taxi aanrijden. De chauffeur ziet mij daar staan en kijkt me verbaasd aan terwijl ik tegen iemand sta te schreeuwen die waarschijnlijk al niet eens meer in de straat rijdt.

Wanneer ik instap zegt hij op een opgeluchte toon, 'Je houd duidelijk niet van water.' Ik kijk hem met een doodse blik aan via zijn achteruitkijkspiegel. Snel focust de man zijn blik weer op de weg. 'Waar moet je heen?'

'De 9A.' hij kijkt me niet begrijpend aan. 'Dat is een snelweg.' Ik klap langzaam in mijn handen. 'Heel goed.' zeg ik sarcastisch. 'Ze me maar af bij het begin van het bos.' 'Oké, denk ik.' Hij schud even zijn hoofd en gaat dan rijden.

De rit is stil. Ik kijk uit het raam en de man houd zijn aandacht gericht op de weg. Na een tijdje voel ik hem vaart minderen en stil staan op de vluchtstrook. 'Nou dit is illegaal, dus ik hoop voor je dat er geen camera's hangen. Geef me voor de zekerheid maar je telefoonnummer voor als ik een boete krijg. Die ga ik mooi niet betalen. En trouwens, de rit kost twintig dollar.' zeg hij nors. Ik geef hem de twintig dollar en een tip van vijf. 'Ik denk niet dat mijn telefoonnummer nodig zal zijn. Voor zover ik weet betalen de taxibedrijven de boetes, niet de taxibestuurders.' En ik stap uit. Net voordat ik het portier dichtsla zeg ik nog, 'En trouwens, er hangen geen camera's hier.'

Ik loop door het bos. De koffer rolt achter me aan. Of eerlijk gezegd, ik sleur de koffer met me mee. Aangezien er geen pad naar de basis van Olympus, het bedrijf waar ik voor werk, moet ik zelf een weg vinden naar het luik dat de ingang moet voorstellen. Ik vraag me af hoe Micheal ons heeft gevonden toen hij me ontvoerde. Thomas zegt dat iedereen via het dak was gevlucht, maar het dak is eigenlijk gewoon op het zelfde niveau als de ingang. Het is allemaal heel confusing.

Na een kwartiertje te hebben gelopen zie ik de boom die ik herken als het teken dat je de ingang hebt gevonden. Als ik het luik zie, zie ik al gelijk dat er iets mis is. Het luik hangt schuin in zijn scharnieren en het beveiligingssysteem is kapot getrapt.

Jeeeey, eerste hoofdstuk! Ik hoop dat jullie het leuk vonden. Ik ga proberen om elke week een hoofdstuk te publiceren.
Groetjes,
ShadowAngel

Hostage (deel drie van de broken arrows serie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu