Het lijkt zo stil om me heen, haast alsof de wereld op pauze is gezet. Ik hoor enkel mijn naam, die galmend in mijn hoofd weerklinkt en tegen mijn slapen bonst. Het kan ook wel mijn hart zijn, want dat gaat als een razende tekeer. Aurora Ren. Aurora Ren. Het voelt een beetje zoals een paar jaar geleden. Toen we hier op het plein hadden gestaan en Archie's naam door de luidspreker had geschald. Levi en ik hadden elkaar beetgegrepen en ik had niets anders gehoord dan zijn naam, keer op keer, bonzend in mijn hoofd en mijn hart.
Nu gebeurt exact hetzelfde.
'Aurora.' Een stem dringt mijn gedachten binnen.
'Aurora!'
Heel traag lukt het me om mijn hoofd te draaien. Mijn spieren lijken net vastgeschroefd. Mijn blik kruist die van Willow: ze heeft tranen in haar ogen. 'Aurora...'
Nu weet ik het weer – ik moet gaan. Ik moet rustig naar voren lopen en doen alsof ik niet de slachtbank tegemoet ga. Ik moet glimlachen – enthousiast zijn, misschien? – en blij kijken als Roxy me omarmt en de jongensbol doorzoekt. Het moet, en ik wil het niet.
Er is niemand die mijn plaats inneemt – dat is ondertussen ook wel duidelijk geworden. Op het podium herhaalt die stomme Capitoolslaaf mijn naam. 'Eh, Aurora... Aurora Ren? Waar ben je liefje?'
Ik aarzel nog heel even, draai mijn hoofd, maar kan mijn familie niet zien. Dat is misschien ook beter, bedenk ik me. Na een kneepje in Willows hand te hebben gegeven, loop ik heel langzaam naar voren. Mensen stappen op zij voor me, struikelend, verontschuldigend, maar overduidelijk schuldig. Ze kunnen mijn plaats stuk voor stuk innemen, maar doen het niet. Ik neem het ze niet kwalijk, ook al steekt het ergens wel – wij hebben immers al eens iemand verloren.
Mijn voeten kraken op het zand en tientallen blikken drukken op me neer. Ik slik iets weg en hef mijn kin hoog op. Ik moet sterk zijn. Ik moet het Capitool laten zien dat ze me niet controleren.
Als ik het podium opwandel, kijk ik goed uit waar ik mijn voeten neerzet. Ik wil zeker niet struikelen, niet hier en niet nu. Roxy steekt een hand uit om me de laatste paar treden op te helpen, maar ik negeer haar en neem mijn plaats op het podium in. Ze knikt naar me. 'En dan nu: de jongens!'
Ik staar met brandende ogen voor me uit als ze haar hand in de glazen bol steekt. Haar vingertjes graaien rond. Deze keer doet ze er niet erg lang over: ze hebben al te veel tijd verloren.
Met een zwierig gebaar haalt Roxy een papiertje boven en vouwt het open. Ze leest de naam en roept hem dan: 'Micah Trinket.'
Ik zie hoe een blondharige jongen langzaam door de menige loopt. Hij heeft brede schouders – stevig gebouwd – en kijkt strak voor zich uit. Niets aan zijn gezichtsuitdrukking straalt angst uit. Hij moet even oud zijn als ik, of misschien een jaartje jonger. Zijn naam ken ik, maar hem niet echt.
Als hij naast me komt staan, dringt het nog eens tot me door dat ik nu echt dood kan gaan. Roxy introduceert ons en roept hoe de geweldig de Hongerspelen dit jaar wel niet zullen worden. Dan maant ze ons aan om elkaars handen te pakken, wat we met tegenzin doen. Micah's hand is zwaar en hard van het werken. Hij knijpt er pijnlijk in.
'Kom maar mee.' Roxy neemt ons snel mee naar het gebouw van de burgemeester. Daar verwonder ik me over de glanzende mahoniehouten muren en trappen. Alles ziet er schoon en breekbaar uit. Er staan porseleinen vazen en enorme, gouden lijsten. Ik wil alles aanraken, tot ik merk hoe vuil ik wel niet moet lijken, omringt door deze spullen van ontelbare waarde.
Roxy brengt ons naar een lange gang met twee deuren. 'Jij daarheen.' Ze wijst naar Micah. 'En jij daar.'
Ik volg haar vinger en loop de uiterst linkse deur binnen.

JE LEEST
De Hongerspelen
FanfictionTwintig jaar geleden leek het erop dat de rebellen de Opstand zouden winnen, maar Katniss' vlammen werden door president Snow met harde middelen bestreden. De Districten werden vernield en terug opgebouwd en de rebellen vermoord of zwaar gestraft. K...