1

138 18 4
                                    

Ik heb niet veel tijd om van mijn dag te genieten. Bij het opstaan, is het hele huis al wakker. Ik hoor de voetstappen van mijn zus op de trap en die van mijn moeder beneden. Na achttien jaar is het een eitje om ze uit elkaar te houden.

De zon is door een spleet tussen de gordijnen gedrongen en streelt over mijn gezicht, maar ik kan er niet van genieten. Mijn hart is in een ijzeren vuist geklemd, want vandaag is de dag van de Boete. Over een paar uur zullen we samen naar het Plein lopen – dat terug is opgebouwd na de Opstand – en omsingeld door vredesbewakers ons lot moeten ondergaan. Alleen is dit jaar anders – dit jaar zal ik dat lot ondergaan, en daarmee een andere, bange ziel sparen. Ik ben achttien geworden – vandaag is mijn laatste kans om mijn broer te wreken en die zal ik met beide handen aangrijpen. Het maakt me niet uit wie ze trekken – al is het mijn aardsvijand, ik zal mezelf als vrijwilliger aanbieden. Ook al kost het me mijn leven.

Opnieuw hoor ik voetstappen. Ze komen naar boven.

Ik slik.

Ik weet hoeveel verdriet ik mijn familie zal aandoen. Levi vermoedt al een tijdje iets, geloof ik. Vorig jaar siste ze me nog toe dat zij zich vrijwilliger zou aanbieden als ik getrokken werd. Ze had me diep in de ogen gekeken, met die donkere kijkers van haar, en ik had geweten dat ze het meende. Dit jaar kan ze echter niets doen. Ze is nu negentien en mag niet meer deelnemen aan de Boete. Dit jaar heb ik vrij spel.

De deur gaat krakend open en ik sluit snel mijn ogen. Levi. Ik kan haar zachte ademhaling horen. Ze blijft stil staan en ik doe alsof ik slaap, maar ze kent me al langer dan vandaag. 'Aurora,' zegt ze zacht. 'Je bent wakker.'

'Nietes,' fluister ik.

Ze lacht zachtjes. 'Goed geprobeerd, zusje.'

Ik open mijn ogen en ga overeind in bed zitten. Mijn zus komt op de rand zitten en kijkt me zwijgend aan: ik zie verwijting in haar ogen. 'Je laatste boete.'

'Ja.'

'Heb je zenuwen?'

'Hoe groot is de kans dat ik getrokken word,' breng ik uit, maar het klinkt paniekerig. 'Ik heb me nog nooit voor bonnen ingeschreven.'

Levi en mijn broer wel. Zij moesten wel – het waren harde tijden, een aantal jaar geleden. Toen de Opstand nog vers in het geheugen van het Capitool zat. Ik kan niet eens uitdrukken hoeveel mensen de eerste jaren na de oorlog stierven van de honger. Het was zo erg dat het Capitool uiteindelijk wel moest ingrijpen, ook al zagen ze ons nog zo graag vergaan in onze eigen trots. Levi en mijn broer joegen in het woud en wisten meer dan genoeg van planten en dieren, maar zelf dat was niet genoeg om ons gezin te voorzien. Ieder jaar opnieuw schreven ze zich in voor bonnen, net zo lang tot de kans te groot was om niet gekozen te worden. Het is nog steeds een wonder dat mijn zus niet getrokken is.

Mijn kansen zijn niet in het voordeel (al ben ik natuurlijk de enige die zo denkt).

'Mam heeft een brood gekocht,' zegt mijn zus. Ze glimlacht. 'Als we straks thuiskomen, hebben we ook nog taart!'

Taart. Een luxe. Het moet haar echt veel geld gekost hebben. Opnieuw wringt schuldgevoel zich omhoog in mijn borst. Ik hoef me niet op te geven als vrijwilliger, dringt het tot me door, want ik zal mijn familie er alleen maar meer pijn mee doen. Is wraak echt de oplossing? Dit is mijn laatste Boete – de laatste Boete van ons gehele gezin. Ik kan gewoon naar huis gaan en gelukkig met hen zijn, mijn broer vergeten en doen alsof het Capitool hem niet heeft laten vermoorden.

In Levi's blauwe ogen zie ik dat ze dat wil.

'Ik heb honger.'

'Oké.' Ze zwijgt heel lang en komt niet van het bed af. 'Aurora.'

De HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu