De laatste keer dat ik hem zag, stapte hij in zijn auto. Ik wuifde hem uit, maar ik wist dat hij binnenkort terug zou komen. Ik ga onder een dekentje liggen, maar houd het raam in het oog. Hij kwam niet terug, niet tot vandaag. Morgen misschien. Ik kan niet stoppen met naar buiten kijken. De drie grote bomen in onze voortuin wiegen in de wind. Onze tennisbal ligt stil in het gras. Ik zie nog voor me hoe we samen speelden in de tuin. De tennisbal was ons favoriete speelgoed. Ik herinner me zijn lach, waar ik altijd blij van werd, maar ook zijn tranen, die ik probeerde te drogen. De laatste tijd was hij vaker ongelukkig. Hij huilde vaak, we speelden minder in de tuin en hij bleef vaker binnen. Ik deed altijd mijn best om hem weer gelukkig te zien, maar mijn enthousiasme werkte niet aanstekelijk. Misschien was ik wel gewoon een last. Hij moest voor mij zorgen en ik kon niet hetzelfde doen voor hem. Vaak voel ik mij schuldig. Als ik er niet was geweest, was hij misschien nooit ongelukkig geworden. Ik hoor een kind lachen, dus ik draai mijn hoofd onwillekeurig naar rechts. Twee kinderen spelen met een plank op rolletjes. Er was een naam voor, maar ik ben vergeten welke. Ze zien er wel gelukkig uit. Opeens voel ik me nog eenzamer. Waarom verdien ik dit? Wat heb ik ooit verkeerd gedaan? Heeft hij ooit van mij gehouden? Een auto rijdt voorbij en even wordt ik overspoeld door een gevoel van enthousiasme. Komt hij mij halen? Blijft hij hier weer wonen? Mijn enthousiasme ebt weg wanneer de auto doorrijdt. Het was niet zijn auto. Ik verleg mijn benen, omdat ik ze niet meer voel. Waarschijnlijk heb ik al te lang in dezelfde houding gelegen. Het is hier ijskoud en veel te stil. Mijn maag klaagt, maar mijn gedachten klinken luider. Ik zou iets moeten eten, maar wat? En wat als hij terugkeert wanneer ik op zoek ben naar eten? Ik beslis naar eten te gaan zoeken als ik de honger niet meer kan negeren, maar voorlopig kan ik nog wachten. Het dekentje kan mijn koude lichaam niet meer warmen. Ik verplaats mij dichter naar het raam en steun op de vensterbank. Ik merk hoe mijn benen trillen. Hoe lang houd ik dit nog vol? De kat van de buren gaat onder de boom zitten. Ik richt al mijn aandacht op het bolletje pluis. Ze moet hier wegblijven. Dit is niet haar terrein. De vorige keer viel ze onze tennisbal aan. Die tennisbal is heilig voor mij, daar blijft ze maar beter vanaf. Ze kijkt me uitdagend aan, maar ik kijk niet weg. Ik moet iets doen. 'Maak dat je wegkomt! Wacht maar tot Alec terugkomt, vies beest!' schreeuw ik. Ik geef een tik tegen het raam, dat schrikt haar vaak af. Ze kijkt wild om zich heen en verschuilt zich achter een van de drie bomen. Ik kan mijn lichaam weer ontspannen. Alles doet pijn. Ik druk mijn neus tegen het raam. Hij heeft mij voor altijd verlaten.
JE LEEST
Our Home
General FictionOp een dag stapt Alec in zijn auto om nooit meer terug te keren. River blijft alleen achter en weigert het wachten op te geven. Ze bewaart hun herinneringen en probeert hen levend te houden. Voor haar was hun liefde onvoorwaardelijk. Ze heeft altijd...