Buurman

14 2 0
                                    

Mijn mond voelt opeens droog. Ik heb al een tijdje niet meer kunnen drinken. De kraan lekt, dus soms kan ik daar wat water halen, maar dat gaat traag en zo lang kan ik niet rechtstaan. Ik besef nu dat Alec mij in leven hield. Zonder hem haal ik het niet. Voorzichtig ga ik op de grond liggen. Ik voel me slecht en niemand kan me helpen. De buurman spookt door mijn gedachten. Hij is best intimiderend. Hij geeft me de kriebels. Vroeger kwam hij niet vaak langs, maar nu pas besef ik hoe frequent hij de laatste weken hier was. Altijd had hij die strenge blik, hij was duidelijk geen levensgenieter. Het begon allemaal heel onschuldig. Hij belde aan, gaf een klein zakje aan Alec, Alec gaf hem een envelop terug en toen ging hij weer weg. Telkens bleef hij in de deuropening staan. Maar na een tijdje kwam hij vaker binnen, ik denk omdat het winter werd en het werd koud. Ik knipper een paar keer met mijn ogen. Ik zie zwarte vlekjes. Na zoveel tijd weet ik niet of het van uitdroging of slaaptekort is. Misschien is het ondervoeding, maar het eten is bijna op. Ik draai me in een bolletje om het wat warmer te krijgen. Ik mis Alec. Hij was mijn grote voorbeeld en beste maatje. Hij zal dat wel anders gezien hebben, anders was hij niet vertrokken. Ik herinner mij niet dat hij ooit echt kwaad werd op mij. Soms deed ik weleens dingen die niet mochten, maar dan is het normaal dat hij boos wordt. Op mij werd hij niet op dezelfde manier kwaad als op de buurman. Daarom denk ik dat hij toch ergens van mij hield. Voor mij was hij alles... Ik snap het gewoon niet. Ik kijk weer naar onze tennisbal. We hadden het zo goed samen... Mijn oogleden worden steeds zwaarder. Zou het kwaad kunnen om even in te dutten? Ik wil het moment dat hij thuiskomt niet missen. Ik kan maar beter wakker blijven. Een schaduw trekt mijn aandacht. De kat van de buren zit op de vensterbank. Ik wil naar haar roepen dat ze moet oprotten, maar het kost me teveel moeite. Ik richt mijn blik op haar, maar zelfs halsstarrig staren lukt niet meer. Er is geen hoop meer voor mij. Ik blijf hier voor altijd liggen. Ik snuif eens door mijn neus. Die voelt droog en korrelig aan. Ik ben bang voor de toekomst. Ik heb dorst, ik ben hongerig, maar vooral heel eenzaam. Zonder Alec wil ik niet leven. De kat rekt zich uit en kijkt triomfantelijk het huis in. Ik geef me gewonnen, het kan me niet meer schelen. Minutenlang blijf ik naar het raam kijken. Uit het niets klinkt een geluid aan de deur. Meteen hef ik mijn hoofd de lucht in om te kijken wie het is. Mijn hart klopt in mijn keel en dubbel zo snel als anders. Wie het ook is, ik zal mezelf niet kunnen verweren. Mijn toestand is te slecht. Ik hoor nog een paar keer gestommel aan de deur, maar daarna hoor ik niets meer. Aan het raam passeert niemand en de kat staat nog steeds aan het raam. Misschien was het de buurman wel. Misschien kwam de buurvrouw nog eens kijken. Er komt niemand binnen. Niemand kan mij helpen. Ik wil ook niet geholpen worden zolang Alec niet terug is. Ik wil alleen hulp van Alec en als dat betekent dat ik sterf, dan wil ik dat gerust ondergaan.

Our HomeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu