Eind herfst, middernacht, ik verschroeide
In de verstikkende hitte
Van lijven die ik niet kende.
Ze raakten me niet maar ik voelde ze wel,
Lege palmen tegen mijn halfnaakte
Ruggengraat, en stemmen, als ruis.Na middernacht
Zou ik de twijfel in je ogen
Nog na kunnen tekenen.
Zacht en grijs,
Haast zilver,
Loodzwaar maar je lachteIk dacht:
Waar denk je aan?