Ik wil een gil slaken als een hand zich over mijn mond sluit en mij achter een boom en een struik trekt naar de grond toe. Ik worstel en mijn vuist raakt een kaak. Een zachte vloek laat mij weten dat het Sebastians kaak was. Hij sleurt mij verder achter en tussen de struiken als we een afgrijselijke schreeuw horen. Mijn hart hamert. Ik ril als ik ergens ver achter mij nog zo een schreeuw hoor en er komen er nog twee vanuit andere richtingen. Sebastian vloekt weer, maar deze keer is het niet omdat ik hem geslagen heb. Ik draai mij om op mijn knieën en zorg er zo voor dat ik niet meer tegen hem aan lig, maar hem kan aankijken. "Wat zijn dat?" vraag ik verschrikt. Hij negeert me, weer op en top Sebastian. Zijn vingers glijden onder zijn trui en hij haalt twee dolken tevoorschijn. Eén ervan duwt hij in mijn handen. Daarna pakt hij een nog groter soort mes vanop zijn rug. De dolk in mijn hand voelt warm, omdat hij tegen zijn huid gelegen heeft. Hij trekt zijn broekspijp omhoog en haalt nog een klein mes tevoorschijn dat hij ook in mijn handen drukt. Ik staar er niet begrijpend naar. Ik voel dat ik op het punt sta te hyperventileren. Hij merkt het ook, vloekt weer en legt dan zijn handen om mijn gezicht. Mij dwingend hem in de ogen te kijken, zegt hij langzaam en stil: "Oké Mira, kijk mij aan. Herinner je je nog dat ik zei dat er wezens waren die niet alleen door magie konden worden verslaan? Wel, dit zijn een paar van zulke wezens. Het zijn Silverghosts. Een stel lagere...demonen. Ze jagen altijd in groep, in dit geval in een groep van vier. Ik wil je echt alles uitleggen, maar dat gaat nu niet lukken dus zal je maar even op me moeten vertrouwen. Knik als je het begrepen hebt." Ik kijk hem nog steeds verschrikt aan en knik dan. "Goed. We gaan zo meteen uit het struikgewas springen of ik ga zo meteen uit het struikgewas springen. Wanneer ik hen afleid zal ik je naam roepen. Als je je naam hoort, loop je zo snel je kan naar de trainingsvelden. Waarschuw daar iemand. Het maakt niet uit wie zolang ze maar van mijn clan zijn. Dus niet de nieuwelingen. Begrepen?" Ik ril over mijn hele lichaam en er klinkt weer van dat geschreeuw. Ik maak een klaaglijk geluidje, maar knik. Sebastian laat mijn gezicht los en zet zichzelf in een hurkhouding. Zonder iets te zeggen springt hij opeens uit de struiken en loopt weg. Ondertussen schreeuwt hij naar de wezens. Weer dat gekrijs, maar ik kan horen dat het zich van mij verwijdert achter Sebastians wegebbende geluid aan. Mijn hart klopt zo luid dat ik bang ben dat ik hem niet zal horen als hij mijn naam roept. Op dat moment weerklinkt mijn naam door het donkere bos. De lettergrepen botsen tegen de verschillende bomen. Mijn lichaam beweegt zich en ik schiet als een pijl uit een boog weg. Ik loop en ben opeens heel blij dat ik goed ben in korte afstanden sprinten. Mijn hart pompt, mijn spieren verkrampen en mijn longen steken, maar ik blijf lopen. Ergens naast mij knapt opeens een tak. Ik kijk opzij. Iets groot en zilverachtig beweegt zich snel door het bos en haalt mij langzamerhand in. Ik probeer nog sneller te gaan. Ik zie in mijn ooghoek dat het wezen zich lijkt klaar te maken om te springen. Ik weet dat ik nog maar enkele meters moet lopen en dan ben ik bij de open plek waar Sebastian en ik samen trainen, maar ik moet verder zijn. Het besef dat ik enkel de open plek nog zal kunnen halen, doet pijn. Ik zal het tegen het wezen moeten opnemen en hopen dat zolang dat duurt Sebastian zich nog even kan redden. Zonlicht komt mij tegemoet en ik spring zowat de open plek op en rol verder over de grond. Het wezen is afgeremd en sluipt nu rustig en sluw dichterbij. Ik zet me recht en ga in de positie staan die Sebastian mij heeft geleerd met de messen in de aanslag. Het wezen, dat ik nu goed kan zien, is een kruising tussen een gigantische wolf, een mens en een soort reptiel. Het is ranzig en heeft een soort zilverachtige schubben. Ik volg zijn bewegingen nauwgezet terwijl het rond mij cirkelt. Ik wacht af. Het maakt een raar geluid dat tussen een grom en krijs in is. Het spant zijn spieren en ik doe hetzelfde. Op dat moment klinkt luid gelach van een beetje verder. Vanaf de plaats waar de trainingsvelden zijn. Het wezen heeft het ook gehoord. Met zijn oren gespitst snuffelt het in de lucht. Ik zie zijn ogen vernauwen en weet dat hij een nieuwe prooi heeft ontdekt. Ik vloek. Ik zet een stap in zijn richting en het kijkt mij aan alsof het mij uitdaagt. Op hetzelfde moment beginnen we te sprinten in de richting van de trainingsvelden. Ik raak achterop. Voordat het de velden kan bereiken, zet ik een hard luchtschild voor zijn snuit. Met een harde klap raakten ze elkaar. Het rare is dat ik de klap ook echt fysiek voel. Naar adem happend voel ik hoe het wezen zich tegen het schild opwerpt. Opnieuw en opnieuw. Met elke stoot sijpelt er een beetje van mijn kracht weg. Er verschijnen zwarte aders door het anders onzichtbare schild. Mijn adem stokt als ik begrijp waarom ik verzwak en waarom er aders verschijnen. Deze wezens dragen hun eigen magie met zich mee, zwarte magie. Dat is waarom Sebastian altijd maar had gezegd dat sommige wezens niet te verslaan waren met alleen maar magie. Grote Moeder, dit kon ik niet lang meer houden. Juist op het moment dat het weer tegen het schild wil opspringen, haal ik het weg. Het struikelt even over zijn poten of zijn het handen en voeten. Ik ben op het punt beland dat het mij niets meer kan schelen. Ik spring recht op zijn rug en plant mijn dolk en mesje in zijn schouderbladen. Het geeft zo een ijselijke schreeuw dat ik het liefst mijn oren wil bedekken. Het is onmogelijk dat niemand dat heeft gehoord. Het beest begint te bokken en probeert met zijn klauwachtige poten mij van zich af te trekken. Ik voel één van zijn poten zich met zijn klauwen vastzetten in mijn vel. Er loopt iets warm en stroperig over mijn bovenbeen. Ik bijt op mijn lip door de pijn. Als wraak draai ik mijn mes om en duw het ook dieper in zijn huid. Weer een ijselijke schreeuw, nu hoor ik stemmen mijn kant opkomen. Doordat ik even afgeleid ben, vindt het wezen mijn haar. Hij grijpt mijn vlecht vast en rukt eraan. Een gil ontsnapt uit mijn keel. Ik trek mijn dolk uit zijn vel, terwijl ik op de grond val. Het beest wil zijn klauw opheffen, maar die zit verstrikt in mijn vlecht. Met een schuine ruk, snijdt het een deel van mijn vlecht. Ik jammer van de pijn. Als het opnieuw zijn klauw opheft en hem terug naar beneden brengt, maak ik vlug een schild. Hij botst erop maar ik kan het niet lang houden. Ik ben te veel verslapt door het vorige schild. Ik kruip naar achter en terug overeind, terwijl het zich herstelt. Ik ben verzwakt door bloedverlies en door het gebruik van magie tegen hem. Ik kan amper nog op mijn been staan en er stroomt nog steeds bloed uit de gapende wond. Mijn kleinste mes zit nog steeds diep in zijn rug. Het wezen is heel kwaad en heeft duidelijk zijn plan veranderd. Er mogen een beetje verder meer prooien zijn, die wilt hij niet meer. Ik slik om mijn droge keel terug vochtig te proberen krijgen. Ik stap langzaam naar achter. Het volgt mij. Mijn handen verstevigen hun greep op de dolk. Er komen mensen tussen de struiken door. Voordat het beest hen kan aanvallen, zet ik met mijn laatste beetje magie een muur tussen hen en het wezen voor mij. Ook al betekent dit dat ze mij nu niet kunnen helpen. Het schild maken duurt maar een paar seconden en na die seconden springt het al de lucht in. Zijn klauwachtige poten of handen strekken zich naar mij uit. Ik buig achterover. Door zijn kracht word ik de grond op gesmeten. De klauwen van zijn linker poot zetten zich vast in het vlees van mijn rechter schouder en snijden het open. Maar het beest beweegt niet meer. Er druipt weer warme stroperige vloeistof over mijn lichaam. Meer bepaald over mijn handen die de dolk nog steeds omklemmen al zit die nu diep weggezonken in het afgrijselijke gedrocht dat mij met zijn lichaamsgewicht plet. Nu mijn schild opgeheven is lopen er mensen naar mij toe. Een stel jongens trekken het wezen van mij af en merken dat het dood is. Er dansen zwarte vlekjes voor mijn ogen, maar ik moet volhouden. Er bukken een paar mensen zich over mij heen. Iemand schreeuwt dat er een brancard moet komen en vlug. Een vrouw van ergens in de dertig snijdt mijn T-shirt open en sist tussen haar tanden door bij het zien van de wond. "Sebastian..." fluister ik zacht. Ze kijkt mij nu recht aan. "Niet praten", beveelt ze. Ik negeer haar en pak met mijn laatste krachten haar schouders vast en draai haar terug naar mij toe. "Sebastian... het bos... Sebastian... drie Silv...Silverghost..." Haar ogen sperren zich wijd open en ze roept iets naar de mannen die bij het wezen staan. Die reageren onmiddellijk. "Welke richting?" vraagt ze dringend. Ik hef mijn linkerhand op en wijs in de juiste richting. "Portaal..." Ze schreeuwt het in de richting van het groepje mensen dat zich heeft verzameld met wapens. Ze verdwijnen al rennend in het bos. Ik laat mijn hoofd en arm terug op de grond zakken. Meer en meer mensen verdringen zich rond de open plek. Iemand legt een brancard naast mij neer en ik word er op getild. Robs gezicht verschijnt opeens boven het mijne. Hij kijkt ongerust op mij neer. Ik sluit mijn ogen en laat alles zwart worden. Mijn laatste gedachte is zijn naam. Sebastian.
Er filtert licht door mijn gesloten ogen. Ik knipper en heb geen idee waar ik ben. Als ik rechtop probeer te gaan zitten, schieten er pijnscheuten door mijn rechterschouder en mijn linker bovenbeen. Langzaam komen de herinneringen terug. Het wezen en ... oh Heilige Moeder... Sebastian. Zonder nog om de pijn te geven, schiet ik rechtovereind in bed. Ik weet weer waar ik ben. Ik ben gewoon in mijn kamer bij de Vis-clan. Mijn rechterarm ligt in een draagdoek om mijn schouder te ontlasten en mijn bovenbeen is stevig ingepakt in zwachtels. Met mijn linkerhand duw ik mijzelf naar het uiteinde van het bed en laat mij op mijn rechtervoet zakken. Daarna probeer ik mijn magie, die is nog steeds verzwakt. Dat wordt dus al springend verplaatsen. Al hinkend duw ik de deur open en strompel de woonkamer in. Het moet middag zijn, want iedereen is aanwezig en zit rustig in de zetels. Ze kijken nu allemaal naar mij. Op dat moment merk ik dat ik mijn haar niet voel en dat mijn hoofdhuid lichter aanvoelt. Ik kijk naar beneden en zie dat mijn haar nog maar tot net voorbij mijn schouder reikt. Ik hap naar adem en pak één van mijn lokken vast. Zonder nog op de anderen te letten hink ik in de richting van Sebastians kamer. Ik zie nog wel dat de andere trainers hun wenkbrauwen optrekken als ik zonder te kloppen zijn kamer binnen hink. Sebastian heft geschrokken zijn hoofd op. Hij ligt in bed een boek te lezen dat hij nu weglegt. "Je leeft nog..." fluister ik zachtjes. Hij grijnst en wil zich rechtzetten, maar zinkt dan met een grimas terug op het bed. Ik hink naar hem toe en wacht. Hij klopt naast zich op het bed. Ik zet mij opgelucht neer. Dat gehink is vermoeiend. "Nog maar juist", zegt hij als ik mij heb neergezet. Zonder dat hij er iets tegen doet, trek ik zijn deken naar beneden en zie het verband dat rond zijn borstkas zit en rond zijn nek. In de hoek van de kamer staan krukken, dus gok ik dat hij ook een beenblessure heeft. Als ik mijn hoofd terug zijn kant opdraai, gaat hij met een vinger over mijn schouder. Zijn stem klinkt schor als hij weer iets zegt: "Ik heb het geprobeerd, maar eentje had je opgemerkt. Ik kon niet achter hem aan, omdat er drie achter mij aanzaten." Ik schud mijn hoofd. "Niet doen. Dit is niet jouw schuld." Hij lacht zonder enige humor. "Dat is het wel. Ik nam jou mee naar die plaats." "Ik vroeg jou om het uit te leggen. Het laten zien was de beste manier, anders had ik je nooit geloofd." Hij fronst en zijn hand gaat naar mijn haar. Zijn vingers spelen met de veel kortere lokken. "Wat is er gebeurd met je haar?" "De Silverghost kreeg mijn vlecht te pakken. Ik denk dat iemand het op gelijke lengte moet hebben geknipt terwijl ik buiten bewustzijn was." Hij trekt zachtjes aan één van de dikke pijpenkrullen. "Het is leuker zo", zegt hij dan zachtjes. Ik glimlach ondanks alles. "Wat nu met onze training?" Hij haalt zijn schouders op. "Eerst revalideren dan terug aan het werk." Ik knik en kijk dan peinzend voor mij uit. "Tegen dat we volledig hersteld zijn, is de zomervakantie voorbij." Hij trekt een grimas. "Gaan ze je hiervoor straffen?" "Voor wat?" "Dat je me daar mee naartoe genomen hebt." "Nee..." Ik houd mijn hoofd schuin bij zijn twijfelachtige toon. "Dat klinkt niet echt overtuigend." Hij grinnikt. "Sebastian..." "Zeg maar Seba... Dat doen al mijn vrienden." Ik glimlach en hij wordt rood. "Oké. Seba, wat wou je nog meer zeggen in het bos?" Hij kijkt even naar de deur. "Doe de deur op slot", fluistert hij zacht. Ik doe wat hij vraagt en ga terug naast hem zitten. "Dit kan wel even duren." "Ik heb tijd en jij ook..." Hij heeft zijn grijns weer terug en begint met uitleggen.
A.N.: Hallo, hier ben ik weer... een beetje ongemakkelijk zoals ik meestal ben. Ik hoop dat jullie dit hoofdstuk leuk vonden. Mocht dat zo zijn, mag je altijd een bericht achterlaten en een stem. Motivatie is altijd fijn (voor mij... om te schrijven)en ik zou jullie enorm dankbaar zijn. Mochten er ook fouten in mijn tekst staan die jullie er uit weten te vissen, dan mag je dat natuurlijk ook altijd melden zodat ik mijn boek nog beter aan jullie kan bezorgen ;-). Een verhaal leeft immers voort in de gedachten van anderen als het juist wordt verhaald.
Eline X
JE LEEST
The Circle came
FantasíaMira is een jonge heks van 15 die meedoet met de uitwisseling tussen de heksenclans. Voor haar is het einde van de wereld nabij als ze als eerste heks ooit naar een vijandige clan wordt gestuurd. Ondanks alles vindt ze liefde, nieuwe vrienden en een...