Proloog

11 1 0
                                    


Voetstappen komen steeds dichterbij. Als ze uit hun greep wil blijven, zal ze sneller moeten rennen. De spieren in haar bovenbenen verzuren langzaam, maar ze zet toch bij iedere stap extra kracht. Ze moet en zal ontsnappen. Ik had naar haar moeten luisteren, denkt ze. Ze had me nog zo gewaarschuwd. "Blijf uit de buurt", had ze gezegd. Maar zoals veel dingen is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Het kraken van de afgestorven bladeren onder haar voeten en haar eigen aritmische ademhaling zijn de enige geluiden die haar oren binnendringen, en het schemerende maanlicht is het enige dat haar pad verlicht. Met wijd opengesperde ogen kijkt ze schichtig om zich heen. De koude lucht van de winternacht doet pijn aan haar keel en de stenen en takken die verstopt liggen onder het zachte, vochtige mos maken haar voetzolen bij iedere stap nog meer kapot dan ze al waren. Haar benen branden alsof ze te dicht bij een open vuur zit, maar ze blijft rennen. Ze heeft geen keus. Het gezicht van de arts vlak voor ze uit het raam verdween, lijkt zich op haar netvlies te hebben gebrand. Ze schudt het beeld snel van zich af. Even voelt ze zich schuldig over alles wat ze haar vader heeft aangedaan. Dat ze hem opnieuw laat doorstaan wat hij jaren geleden al een keer heeft moeten doorstaan. Maar net zo snel als deze schuldgevoelens op zijn geborreld, ebben ze weer weg. Want hij is de reden dat ze daar terecht is gekomen. Hij heeft haar verraden, hij heeft ermee ingestemd dat ze daar zou blijven. Na alles wat ze samen hebben meegemaakt, heeft hij haar achtergelaten op de plek waar het allemaal begon.


"Stop dan toch met rennen!"

De stem van een van de bewakers lijkt van slechts een paar meter achter haar te komen. Een tinteling in haar maag en een sneller kloppend hart zijn het gevolg van de golf paniek die over haar heen spoelt. Ze zijn dichtbij. Achterom kijken zou haar alleen maar vertragen, dus ze blijft vooruit staren. Naar dat ene lichtpuntje dat in de verte door de bomen te zien is, haar naam roept, haar wenkt dat ze dichterbij moet komen en toch zelf de afstand tussen hen lijkt te bewaren. Ze is voor haar gevoel al minstens een half uur aan het rennen en het licht lijkt nog even ver als toen ze het voor het eerst zag. Ze had hoop gevoeld. Hoop dat ze de uitweg had gevonden. Hoop dat ze snel verlost zou zijn van de hel waarin ze de afgelopen tijd heeft geleefd. Maar nu lijkt die verlossing steeds verder weg, alsof het haar niet gegund is.

"We willen je alleen maar helpen!"

Helpen. Dat hadden ze in het begin ook gezegd, maar geloven doet ze het niet. Niet meer. Niet na alles wat er gebeurde toen ze dit nog wel deed. Ze had de vreselijke fout gemaakt iemand op die duivelse plek in vertrouwen te nemen.

Lunatic [1e & 2e druk uitverkocht]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu