Hoofdstuk 2

150 19 9
                                    

De laatste dagen kon ik aan niks anders meer denken dan aan haar. Ze zat in mijn hoofd en ging er niet meer uit.

Het ene moment had ik spijt dat ik niet in haar - waarschijnlijk - prachtige ogen had gekeken, maar het andere moment was ik dan weer net blij dat ik dat niet had gedaan.

's Nachts sliep ik niet. Ik kon alleen nog maar denken aan haar. Aan Medusa.

Aan haar prachtige stem, aan de manier hoe ze mijn naam uitsprak. Aan de mooie gifgroene jurk die ze aanhad op de avond dat ik haar voor het eerst zag. Gifgroen, net zoals haar ogen.

Jammer genoeg zou ik haar ogen nooit kunnen bewonderen, of het zou me mijn leven kosten.

Iedereen vroeg me wat er met me scheelde. Medusa, wou ik zeggen. Alleen kon ik dat niet. Niemand zou me geloven. Maar dat hoefde ook niet. Zolang ik mezelf geloofde, was alles nog oké.

School was voorbij. Enkele dagen durfde ik niet opnieuw langs het steegje waar ik haar ontmoette te lopen, bang om haar opnieuw te zien. Maar vandaag was ik er klaar voor. Ik ging haar terug zien.

'Hé gozer, wat was je naam ook al weer?', vroeg een van de vrienden van Cole.

'Luke', antwoordde ik geïrriteerd.

'Luke, wil je meegaan naar de fuif?', vroeg hij met een gemene glimlach. Drie andere jongens kwamen met gekruiste armen naast hem staan.

'Nee, het spijt me. Ik ga niet om met neppe vrienden.'

De jongen liet een afkeurend gegrijns horen. 'Neppe vrienden? Tja, wij gaan niet om met een moordenaar.'

'Een... Een moordenaar? Hoe kom je daar nu bij?', vroeg ik met gefronste wenkbrauwen.

'Ah kom op. Is het niet duidelijk genoeg? Jij gaat een avondje uit met onze vrienden en de enige die niet vermist overblijft ben jij. Dan kunnen er maar drie scenario's zijn: ze werden ontvoerd maar jij kon ontsnappen, wat me niet echt waarschijnlijk lijkt, want zij lopen drie keer sneller dan jij. Of ze besloten naar een andere stad te gaan en jij durfde niet mee, maar dan zou je wel - klikspaan die je bent - dat aan iedereen rondvertellen. Dus de laatste optie blijft over: je hebt hen vermoord.'

Ik hapte naar adem. Dachten ze nu echt dat ik hun vrienden had vermoord? Zoiets zou ik nooit doen, ik was geen moordenaar!

'Hoe zou ik dat dan gedaan hebben?'

'Simpel: je had een zakmes mee, jullie waren allemaal dronken, Cole zei dat je een loser was en dan begon je hen allemaal te vermoorden.'

'Als ik zo zwak ben als jullie zeggen, hoe zou ik het dan in mijn eentje kunnen opnemen tegen een vijftal andere gasten?'

'Wel, omdat uhm- Laat maar. Ik vraag me af waarom ik nog met je praat. Ik wil niet gespot worden met een moordenaar.'

Ze keken me nog eens vies aan, en liepen dan weg. Ze lieten mij verbouwereerd achter.

Iemand vermoorden? Ik? Kom op zeg. Daar was ik veel te braaf voor.

Of niet?

Misschien waren we inderdaad wel allemaal zat. Misschien had ik hen wel allemaal vermoord, maar kon ik het me gewoon niet meer herinneren. Misschien dat ik daarom de schuld naar Medusa schoof. Wie weet bestond Medusa zelfs niet eens, maar was het gewoon een verzinsel van me om me minder schuldig te voelen, en was ik het gaan geloven!

Ik schudde mijn hoofd. Dat kon niet waar zijn. Toch? Ik wist niks zeker.

De hele weg naar huis kon ik maar aan één ding denken: wat als ik hen inderdaad had vermoord?

MedusaWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu