Hoofdstuk 3: Alpha tot Omega

24 1 0
                                    

De NOS-jingle galmt door de overbelichtte woonkamer. Ik lag op de net-nieuwgekochte leren bank met Erik’s magere armpjes om mij heen, onze handen in elkaar gewoven. De stoppels van zijn baard schuurde ruw over de kam van mijn hoofd maar dat boeide me niet zoveel. Ik streel zacht over zijn vingers, beginnend bij zijn pinken en eindigend bij zijn duimen. Ze waren stuk, kleine wondjes rond zijn nagel. Ik draaide mijn ogen naar boven en fluisterde: ‘Ukkie, je moet echt stoppen met nagelbijten, kijk nou eens!’ Ik wreef over zijn vingers. Plots verloor de televisie zijn signaal; hij begon te sneeuwen en te piepen. Erik draaide zijn hoofd naar mij en fluisterde terug: ‘Ik bijt ze niet stuk,’ hij begon sneller, dieper en ruwer te ademen, ‘dat doe jij.’

‘Piep-piep-piep’

Bezweet werd ik wakker. Mijn voorhoofd was bedekt met een laag zand die, wanneer ik deze eraf probeerde te vegen, schrammen veroorzaakte. Ik keek met moeite naar mijn horloge, ik had nog ongeveer vijftien minuten om op tijd weer bij het busstation te zijn. Terwijl ik mijn zwarte gympen, die gruwelijk moeilijk te vinden waren in het donker, weer aandeed viel er een donker gevoel over me: heimwee. Ik wilde weer terug naar het schuurtje, het ontdekken, voelen. Als ik een manier vond om naar binnen te komen, dan weet ik zeker, dan zou ik mezelf vinden. Iets van mezelf ligt in dat schuurtje. In dat houten, verrotte met golfplaten bedekte schuurtje. Ik gleed met de punt van mijn tong langs de achterkant van mijn boventanden.

Misschien wist Wilson hoe ik naar binnen kon komen.

Van mijn leven had ik nog nooit zo hard gerend op mijn vieze zwarte gympjes. ‘Stap-stap-stap’ gingen ze over de scheve stoeptegels. Mijn lange zwarte haren zwierden in de wind. Ik wilde naar Wilson.

Toen ik eenmaal aangekomen was stond Wilson daar al, onder een lantaarnpaal aan zijn linkerelleboog te krabben. Schor zei hij: ‘Hi! Goede wandeling gehad?’ hij wees naar het bebloedde zand op mijn voorhoofd, wachtend op een verklaring. ‘Oh dit, ja,’ opgelaten haalde ik m’n schouders op, ‘ongelukje.’. Wilson was vrijpostig, maar ik had hem nodig. Hij schudde zijn hoofd in ongeloof, maar spreidde toen toch zijn armen. ‘Dus, waar wil je naartoe? My buddies zitten in de kroeg, gaan we daarheen?’. Opnieuw haalde ik mijn schouders op, doch ditmaal wat nonchalanter. ‘Prima, als jij mij trakteert.’. Ik trok één wenkbrauw omhoog en draaide mijn hoofd speels weg. ‘Kom je nog?’. Wilson’s scheve grijns was lief. Zijn lippen waren droog.

Hij miste een stuk van zijn rechterhoektand, maar het trok niks weg van de charme van zijn uitgesneden gezicht. Intussen kropen er kleine blonde plukjes haar onder zijn muts vandaan. Één pluk hing brutaal over zijn ogen, die omringd waren door wallen zo diep dat meisjes van de nacht ervoor vielen. Hij krabte nog steeds aan zijn linkerarm.

Het geluid van onze voetstappen vulde het uitgestorven straatje. Iedereen had de gezelligheid van een café, bar of kroeg opgezocht. Neonverlichting en doffe muziek dat door gesloten deuren kwam vulde de lucht. Er hing een oud doek over Bloemendaal, bezaaid met witte puntjes. Wilson had zijn arm om mijn middel geslagen. Ik kreeg geen lucht onder de doek. Wilson wees opgewekt naar een uithangbord aan het eind van de straat. Vol plezier zei hij: ‘Daar is het, de Flowerville Saloon!’ terwijl hij zijn hoofd op mijn schouder legde.

Door de oude westernklapdeurtjes moesten we naar binnen. Het voelde wel stoer. De Flowerville Saloon was een authentieke saloon, compleet met radewielkandelaars, een valse piano en een reusachtige spiegel achter de bar. Er waren planken bedekt met tequila, port en whisky. Op de tap stond: ‘Desperados’. Het meeste licht in de saloon was gelig, en kwam van de staande lampen met missende tierletantijntjes in de hoek die stonden te pronken. Er waren niet veel mensen in het café. Een jonge man van rond de twintig lag te slapen op de bartafel, knuffelend met zijn halflege fles whisky. Een schaarsgeklede vrouw zat in de hoek te lezen. Sporadisch vloekte ze, wanneer het residue van haar sigaretten in haar boek vielen. Aan een lange rechthoekige tafel zat een groep van vijf jongens te pokeren. Op de achtergrond klonk het geruis van een grammofoon.

‘Hi! Wilson, lad, how’ve you been?!’ riep een rossige jongen met vuurrode wangen en wenkte naar Wilson. Wilson trok mij aan m’n hand mee naar de tafel, en stelde me druk voor: ‘Hi! Deze schoonheid heet Dione.’ Alle jongens aan de tafel riepen hun begroetingen naar me. Ik keek naar m’n voeten en deed mijn handen achter mijn rug. Ik bloosde. ‘Don’t be shy lassie!’. De rossige jongen keek sympathiek mijn kant uit. Ik ging tussen Wilson en hij zitten. Ik glimlachte naar Wilson en fluisterde in zijn oor: ‘Ik heb best wel dorst.’. Als een veer stond hij op en paradeerde hij naar de bar. Hij liet zeven vingers zien, en wees toen naar de fles tequila. Even later kwam hij terug met zeven bier (één voor ieder, drie voor mij) en een fles. Hij schonk een shotglas voor me vol en rees het toen boven zijn hoofd: ‘To you deary!’. De tequila brandde als aangestoken gasolina. Het stelde me tevreden, maar het had een bittere nasmaak. Ik spoelde de smaak gauw weg met een slok van mijn bier. Ik keek schuinoogs naar Wilson, die een brede grijns op zijn smoel had. Een grijns van een winnaar.

Nadat de jongens een aantal rondjes poker hadden gespeeld was ik al aardig door mijn drank heen. Sommige rondjes deed ik mee, maar ik vond geen geluk ik mijn kaarten. Godverdomme. Ik nam nog een slok van mijn bier. Mijn focus was helemaal weg en ik moest ontzettend nodig pissen. Ik struikelde over het drempeltje naar de wc, maar kon me nog vasthouden aan een deurklink van een toilethokje. ‘Krak’ De schaarsgeklede vrouw en ik keken elkaar recht in de ogen, haar slipje op de hielen. Ik was onder de indruk van haar tattoeages en piercings en haar felgekleurde haar. ‘Alsjeblieft zeg, stop met staren en sta op. Ik ben ongesteld en ik heb geen zin in gezeik.’. Ik kroop op m’n knieën naar het wc-hokje.

Toen ik mijn smerige wc-hokje uitliep zag ik hoe verneukt mijn gezicht was. Ik had ingevallen ogen en mijn make-up was vervaagd. In het spiegelbeeld zag ik de vrouw haar hokje verlaten. ‘Sorry.’ Ik hikte. ‘Het is je vergeven schat.’ Ze draaide zich om. ‘Nu je toch mijn snoes hebt gezien kan ik me maar beter voorstellen.’ Een verlengde grimas verscheen op haar gezicht terwijl ze haar korte roze haar achter haar oren deed. ‘Ik ben Amanda, Amanda Bonnet’. Het Griekse alfabet liep vanaf haar nek haar boezem in. Ze betrapte me op staren en vertelde ze onder haar rokerige adem: ‘Ik heb Grieks gestudeerd; Alpha tot Omega.’ Sensueel beet ze op haar lippen. ‘Weinig mensen halen de Omega...’ fluisterde ze. Toen was ze weg. Even later zat ik weer tussen Wilson en de rossige jongen die zich wel heeft voorgesteld maar waarvan ik die verlepte naam toch al lang weer ben vergeten. Ik keek naar Wilson. Ik staarde naar de scheve grijns op zijn bek. Ik zoende hem.

Onze passen verdwaalden in de nacht. Omarmd liepen we, met vele omwegen en betere routes, naar Wilsons appartement. ‘Klik’ Het smoezelige slot ontgrendelde zich. Ons gelal vulde de drukkende benauwdheid van de ziltbittere zeewind. In het donker liepen we de trap op, naakt, onze kleding waren we onderweg al verloren. Ik dacht aan Erik. Ik dacht niet aan Erik. Ik stapte op iets hards, ik stapte op iets zachts. Wilsons bed was zacht en groot. Hij zoende me, innig. Zijn grote handen gingen langs mijn hele lijf. Hij streelde mijn tepels en ik zoende zijn borst. ‘Sst Dione’ commandeerde Wilson zacht ‘Niks meer zeggen.’ Dronken knikte ik gewillig. Hij had sex met me.

Hij had geen sex met me.  

Ziltzoete WindWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu