De volgende weken doe ik niets anders als in bed liggen. Er komen mensen mijn kamer in om me eten te brengen, maar ik merk het nauwelijks. De tijd gaat voorbij, maar het voelt alsof de wereld is gestopt met draaien sinds we Mara verloren zijn op die missie. Mijn ogen staren naar het plafond, maar ik zie niets. Mijn oren horen geluiden, maar ik besef niet waar het vandaan komt, of wie het is.
Na weet ik veel hoe tijd draai ik me om in mijn bed, waarbij ik het eten dat erop stond eraf gooi. Ik wacht nog een paar seconden tot de deur opengaat en er iemand komt. Maar dat gebeurt niet, al een paar dagen niet. Niemand komt meer langs om me eten te brengen. Hebben ze me opgegeven? Nee, dat kan niet. Dat zouden ze niet doen. Waarschijnlijk willen ze me de kamer uit laten komen. Maar ik heb niet de energie die ik eerder had, de energie die maakte dat ik elke ochtend vroeg opstond en trainde. Want Mara is dood, en het is allemaal mijn schuld. Als ik gewoon had opgelet, in plaats van naar onze teamleden kijken die in nul gevaar waren. Dan was Mara nog hier, had ze nog hier kunnen zijn bij ons. Bij haar familie. Een traan rolt over mijn wang en ik doe geen moeite om het weg te vegen.
Na een lange discussie met mezelf, want wie anders komt nog in deze kamer, kom ik overeind. Mijn benen voelen als blokken beton en ik krijg ze nauwelijks opgetild. Met mijn benen over de rand van het bed heen probeer ik bij het eten te komen. Dat mislukt. Met veel moeite sta ik op en pak ik het brood van de grond. Bleh, het is helemaal hard geworden. Ik wil het stuk eten weggooien als mijn oog valt op de foto naast mijn bed. Denemarken, 2010. Gila, Sam, Cassian en Cecilia Ferguson. Ik laat het brood verbaasd vallen. Die had ik daar niet neergezet! Met trillende handen pak ik de fotolijst op en bestudeer de gezichten. Nog een traan rolt over mijn wang als ik de gezichten van mijn ouders zie. Het is net alsof ze hier naast me staan. De traan rolt over mijn wang en valt op de grond. Dan weet ik wat ik moet doen.
Een half uur later ben ik voor het eerst in weken weer buiten mijn kamer. Ik heb gedouched, mijn haar gefohnt, en schone kleding aangetrokken. De deur van mijn kamer gaat geruisloos dicht achter me en ik hang het kaartje terug aan mijn broekrand. De gangen zijn leeg, en ik kom niemand tegen op mijn weg naar de lift. Zo te zien zijn ze allemaal aan het trainen. Ik stap in de lift en druk op het laatste knopje, naar de bibliotheek. De lift piept en ik laat het kaartje zien, waarna het ding in beweging komt.
De bibliotheek is beschikbaar voor iedereen, en we halen onze schoolboeken daar ook vandaan. Er staan geschiedenisboeken, en boeken die op missies gevonden worden. Fantasy, tot non fictie. Maar hier moet ik niet zijn, ik moet in het gedeelte wezen waar ik eigenlijk niet mag komen. Maar op dit moment is er niemand die me kan vertellen dat ik er mag komen. De bibliothecaresse is de enige die me zou tegenhouden, maar ze is op dit moment bezig. Er word gezegd dat ze in haar tijd een van de beste was, en dat er niet met haar te spotten valt. Persoonlijk geloof ik het niet helemaal, maar je weet het nooit. Ik pak een literatuurboek en doe alsof ik de achterkant bestudeer om te kijken of ze oplet. Geen reactie. Als ik een paar stappen in de richting van de balie doe zie ik net aan haar lange, grijze haar en het legerpetje dat ze altijd draagt. Kijk, de bibliotheekcaresse.... Is niet de langste persoon hier op de basis. De balie waar ze achter zit is verlaagd zodat je tenminste haar haar nog kan zien, laat ik het zo zeggen. Inderdaad, ik zie alleen haar haar. Niet haar gezicht, waarvan ik kan bepalen waar ze naar kijkt en of ik langs de balie naar het archief kan. Ik vloek zachtjes en zet het boek terug. Zou ik er langs kunnen? Als ik zeker wil weten of ze niet kijkt moet ik nog dichterbijer komen. Ik neem veel risico door zo dichtbij te komen, maar het is nodig. Ik adem opgelucht uit als ik zie dat ze inderdaad niet oplet. De vrouw staart intensief naar de computer voor haar, druk typend op het toetsenbord. Ik glimlach en ren door naar de deur naast de balie, de ingang naar het archief.
De ruimte is net iets groter als mijn kamer, en het staat vol met metalen rekken vol met dozen. Op de dozen zitten labels geplakt met letters van het alfabet. Ik doe een voorzichtige stap naar voren, en kan nog maar net voorkomen dat ik struikel over een doos. Ik vang mezelf op door voorzichtige tegen een kast aan te leunen en adem diep uit. Dat is vast door iemand achtergelaten, en dat betekent dus ook dat hier lang niemand meer geweest is. Ik ga op mijn hurken naast de doos zitten en haal mijn vinger over de bovenkant. Stof verzameld zich op mijn vingers en ik veeg het er gehaast af. Dit bewijst alleen al wat ik al dacht; er is hier al een poosje niemand geweest. Alsof het opeens vergeten is. Alsof... er hier iets is wat je niet tegen wilt komen. Ik ril en sta snel op. Het is van groot belang dat ik snel het document vind en weg kan.
JE LEEST
De elementbeheerser: Het verraad
Fantasy' ''Cecilia,'' Ik word voor de zoveelste keer uit mijn gedachten gehaald en kijk naar mijn broer. Zijn gezicht is verbleekt en hij wijst naar iets achter ons. Met een laatste wantrouwige blik op Cassian kijk ik naar waar hij wijst. Het is haar. Het...