• 1: Aan zee •

50 3 0
                                    

Ik zat samen met Maria aan de zee naar de zonsondergang te kijken. Het was een jaar na de arrestatie van de beruchte John. Maria hield mijn hand vast en het gaf me een warm gevoel. We omhelsden elkaar en keken elkaar d iep in de ogen. De ogen van Maria waren lichtblauw. Er kwamen een paar jongeren met een box voor ons zitten. Op de box werd een zomers deuntje afgespeeld.

"Hey, kunnen jullie even jullie box wat zachter zetten want we proberen hier rustig naar de zonsondergang te kijken?" vroeg Maria vriendelijk.

"Denkt mevrouwtje nu echt dat wij onze box uit gaan doen?"

Dat deden ze niet dus verplaatsten wij ons naar een andere plaats.

De zon zakte verder in de zee. Achter ons was het politiebureau waar ik mijn verklaring moest doen. Het riep slechte herinneringen op dus zei ik tegen Maria dat ik weg wou.

We gingen naar het appartementje dat we gehuurd hadden. We poetsten onze tanden en we maakten ons klaar om te gaan slapen. Ik wilde nooit meer naar het strand. Opeens was die goede herinnering van daar juist slecht geworden.

Ik wou niets meer doen. Ik wou gewoon in mijn bed blijven liggen en niets doen. Ik wou niet opstaan. Ik ging naar bed en pakte mijn favoriete boek van de grond. Ik wou dromen. Ik wou dromen van een wereld waar alles kon en waar alles mocht. Maar die droom kwam niet. Die droom zou nooit komen. In plaats daarvan kwam een nachtmerrie. Een nachtmerrie over John, die nog jaren door mijn hoofd zou gespookt hebben.

Maria wekte mij maar ik was nog veel te moe. "Goedemorgen! Eet snel je ontbijt op en maak je rugzak want we gaan op tocht" riep ze enthousiast door mijn kleine kamer.

Haar stem galmde door de slaapkamer. Het was een gewone, simpele kamer met een bed en een kleerkast. Ze stond met haar roze pyjama in de deuropening. "Ik heb geen zin om op te staan," zei ik en ik geeuwde luid.

"Toch zal je moeten want de tocht is al lang gepland" zei ze zacht. Ze kwam op mijn bed zitten.

"Ik wil niet naar de duinen!" riep ik in haar oor. "Sorry hoor, ik heb niets gedaan," zei ze. Ze probeerde kalm te blijven.

Ik trok mijn deken over mijn hoofd. "Ja, je hebt niets gedaan maar je neemt me wel mee naar de ergste plek ter wereld, dus dan heb je wel iets gedaan!" riep ik.

Nu liep het potje van Maria over. Ik kende haar te goed. " Oké, dan zal ik wel alleen gaan wandelen!" riep ze. Dit zou de ergste ruzie die we ooit hadden gehad, worden.

Maria ging alleen wandelen. Ik wou het goedmaken maar ik wist niet hoe. Ik ging toch maar uit bed en ik kleedde me aan. Ik schrokte mijn ontbijt snel op en ging naar de duinen om Maria achter na te gaan.

Ze zat roerloos in het zand naast een duin. Er vertrok een politiewagen met loeiende sirenes vanuit het politiebureau.

Ik kreeg een vage herinnering van de keer dat ik toen zelf in zo'n auto zat. Toen ze een huiszoeking hadden gedaan kwamen twee mannen van de politie, net als bodybuilders, naar me toe.

Ze sloegen mij in de boeien en toen ging ik naar de auto. Het gevoel van verdriet en boosheid maakte me misselijk. Ik was verdachte voor de moord op Jonas.

Jonas, dat zou ik nooit doen. Ook al was hij een soort van vriend.

Na mijn verklaring werd ik naar de gevangenis gestuurd. De verklaring verliep sloom.

Voor levenslang. En daarna werd ik weer vrijgelaten omdat John naar de bak ging.

Ik was toen blij dat ik vrij was. Blij dat ik niet meer op de muren van de gevangenis moest kijken. Blij dat ik niet meer op het harde bed moest slapen.

Ik trok elke dag een streepje op de muur. Het leek alsof je elke dag op de grond sliep. Alsof er een steen onder je rug lag. Mijn rug deed toen pijn. Het leek alsof ik een hele maand had gewandeld met een steen in mijn rugzak.

Ik had honger. Het leek alsof ik een hele maand in een woestijn had gezeten zonder eten en drinken. Mijn lichaam riep om hulp. Dus gaf ik mijn lichaam die hulp, de rust en de voeding die ze nodig had.

Sarah (DUTCH) ✔️ | Boek 1Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu