De laatste tijd droomde ik over Maria en begon ik gevoelens voor haar te krijgen. Ik was nog nooit verliefd op een meisje verliefd geweest en het voelde apart. Apart op een goede manier. Apart omdat het een mooi gevoel was. Het mooiste gevoel dat ik ooit had gehad. Het voelde goed maar ook apart.
De vlinders in mijn zaten vroeger in een gevangenis maar nu werden ze vrijgelaten. Nu konden ze hun eigen weg gaan. Nu gaven ze mij het gevoel van verliefdheid. Verliefdheid die nooit weg zou gaan. Dat wist ik zeker.
Ik voelde me ook net als een vlinder. Ik wou het aanmaken met haar maar ik wist niet hoe. Hoe dat ze zou reageren en hoe dat de toekomst erna eruit zag. Zou ze ja zeggen of juist nee? Ik wist het niet. Ik moest het vragen.
Sarah
Hoi Maria, kunnen we nog eens afspreken in het park? Het is redelijk belangrijk.
Maria
Vanavond om 5 uur?
Sarah
Ja, dat is goed.
Ik begon te stressen. Hoe moest ik daaraan beginnen? Moest ik make-up opdoen of moest ik naturel zijn. Ik koos voor naturel. Dat was het beste.
De vlinders kwamen weer. Ik keek voortdurend in de spiegel. Ik vond mijn uiterlijk best mooi.
Ik wist niet welk kleedje ik aan moest doen. Het roze met aardbeien was wel mooi maar die blauwe was nog mooier dus pakte ik de blauwe. Ik kleedde me aan en ik ging naar buiten want het was kwart voor vijf. Ik pakte mijn fiets en fietste naar het park.
Het was een korte tocht van vijf minuten maar toch vertrok ik vroeg. Ik ging op een bankje aan de vijver zitten. Maria arriveerde tien minuten later met haar fiets. Ze was nog op tijd.
"Hoi, kom naast me zitten," zei ik tegen haar en ze ging zitten. "Ik moet je iets vertellen," zei ik. "Ik zit er al een tijdje mee en het is moeilijk om tegen jou te zeggen. Moeilijk omdat het anders is. Anders dan andere dingen. Oké, ik moet echt tegen jou zeggen want anders komt het toch uit. Ik heb gevoelens voor jou," zei ik.
"Meen je dit?" riep Maria. "Als het zo zit dan bol ik het af. Ik heb geen gevoelens voor jou. Dat dat maar duidelijk is," zei ze en ze sprong op haar fiets en vertrok. Ik begon te huilen en vertrok ook.
Ik kroop in bed. Ik was moe en verdrietig. Verdrietig omdat Maria niet geaccepteerd had. Het was het ergste gesprek dat ik ooit al gevoerd had. Terwijl ik aan haar dacht huilde ik.
Uit mijn telefoon kwam een simpele ping. Ik duwde op de melding en zag dat Maria me had geblokkeerd. Ik begon nog harder te huilen.
Ik probeerde te slapen maar het lukte niet omdat ik verdrietig was. Verdrietig omdat ik was afgewezen. Uiteindelijk viel ik toch in slaap maar ik kreeg weer een droom over John.
Ik stond tegen de muur van het steegje dichtbij de straat waar ik woon. John stond voor mij. Hij probeerde mij te kussen maar ik gaf hem een slag in zijn gezicht. Hij sloeg me terug en ik sloeg weer.
Uiteindelijk trok hij zijn geweer dat in de binnenzak van zijn leren jas zat. Ik wist dat ik verloren was. Hij had een geweer. Ik niet. Hij had ervaring met een geweer. Ik niet. Hij had al iemand doodgeschoten. Ik niet.
Mijn brein werkte niet meer. Ik probeerde zijn geweer af te pakken maar het lukte niet.
Hij schoot op mij. Hij had een deel van mijn lichaam geraakt. Ik deinsde terug naar de de bakstenen muur. Ik zag een plas bloed op de grond liggen.
Ik wilde schreeuwen maar het lukte niet. Er kwam geen geluid uit mijn keel. Gewoon omdat ik angstig was. Hij schoot weer en dit keer was het raak. Ik schoot wakker van weer een ping.
04 56 13 58 26
Ik kom je halen.
Van wie kwam dit, dacht ik. Dat bericht heeft nog heel de avond door mijn hoofd gespookt. Kwam het van John of was het een grapjas, dacht ik. Die vragen spoken ook door mijn hoofd.
Ik ging met het sms'je naar het politiekantoor. Ik maakte meteen een schermopname. Dit keer was het niet te laat. Ik stapte het politiekantoor binnen. Ik ging meteen naar de balie. Er werd op mijn schouders getikt.
Er stond iemand achter me. De persoon was het politiekantoor naar binnen gesprint. Ik keek recht in de ogen van een man met een bivakmuts.
De persoon had groene ogen. Groene ogen die naar me staarden. Groene ogen net als die van John. Ik hoorde voetstappen achter mij en er kwam een agent binnen. Er kwamen ook vijf gewapende mannen binnen. Er werd een hand op mond van de agent die was binnengekomen gelegd waardoor hij niet kon alarmeren.
Een man versperde de deur. De man die op mijn schouder had getikt haalde zijn bivakmuts van zijn hoofd. Het was John. Dé John die mijn leven had verpest. Dé John die een drugsbaron was. Dé John met wie ik een relatie had. Dé John die opgepakt moest worden.
Ik herkende nog iemand van de gewapende mannen. Jack, de halfbroer van Maria, bedreigde de agente met zijn geweer. Ik herkende hem aan zijn donkerbruine ogen. Had hij dan de hele tijd John geholpen, dacht ik. Dit kon niet. Dit mocht niet. Nooit.
Ik zag Maria door de schuifdeuren naar binnenkijken. Ze had waarschijnlijk een wandeling gemaakt om te kalmeren.
Ik wist dat ze hetzelfde dacht dat ik dacht. Ze zag hoe Jack een vrouw bedreigde en John zijn bivakmuts van zijn gezicht haalde. Ze nam haar telefoon en waarschijnlijk belde ze 112.
Ik moest weg. De enige uitgang was door het raam naar de binnentuin. Als ik door het glas zou springen had ik het risico dat het glas in mijn keel zou springen dus dat deed ik dan maar. Ik moest het en ik zou het doen.
Ik kon niet wachten tot als andere politieagenten waren gearriveerd want dan zou ik allang dood zijn en dat wilde ik niet. Ik was bang voor de dood.
Ik sprintte door het raam. Door de inspanning was ik uitgeput en viel ik op het zachte gras. John en Jack stonden recht voor me.
Achter hun rug trokken de agenten hun wapens en probeerden de handlangers van John te doden. Maar het lukte hen niet.
Hoe kunnen jullie zo dom zijn, dacht ik. Het is hier te doen. Hier wordt iemand gemarteld. Ik riep en tierde maar niemand hoorde me door de schoten. "Help! Help mij!" riep ik.
Jack legde zijn hand op mijn mond. Ik smeekte tegen John om me niet te doden. Hij hoorde me niet. Ik smeekte alsof mijn leven ervan afhing.
Ik wou rechtstaan maar ik kon niet want Jack had me in een greep. Een kogel kwam uit het pistool van John. De kogel kwam recht op mij af maar ik had een goede reflex. Mis.
Ik zag dat John er plezier in had. Hij gooide een wit poedertje in mijn mond. Ik wist niet meer wie ik was. Ik was compleet van de kaart. Nog meer wit poeder. Het leek alsof er geen einde aan kwam. En toen stopte het.
John stapte naar achter met nog steeds zijn geweer op mij gericht. Jack stapte ook naar achter. "Nee, alsjeblief! Dood me niet!" riep ik door de schoten heen.
Ik probeerde krachtig te klinken maar het lukte niet. En dan weer een kogel. Mijn reflexen waren niet meer zo goed omdat ik uitgeput was.
De kogel kwam recht op mij af. Ik hoorde de politie binnenkomen. Ik hoorde ze roepen. John wou wraak en die kreeg hij. Hij zou er voor boeten want hij zou terug naar de cel gaan. Maar het was te laat. Ik was dood. Ik ging naar de hemel. Naar de sterren. Zonder Maria.
JE LEEST
Sarah (DUTCH) ✔️ | Boek 1
Gizem / GerilimSarah is een jonge vrouw die een relatie had met een drugsbaron. Ze heeft ook een vriendin, Maria Parks, die altijd trouw aan haar blijft. In dit boek schrijft ze over haar gevoelens en over de dingen die haar dwars liggen. Ze beleeft een rustig lev...