Hoofdstuk 2 Atlas

29 3 0
                                    

Hij liet het nestmateriaal vallen en kroop zo snel als hij kon naar de ingang. In het hol wist hij niet wat hij zag; er lag bloed en plukken vacht op de grond. Hij keek even rond om zijn familie te ontdekken. Zijn oog viel eerst op Regen daarna zag Atil en Sol liggen. 

Atlas rende naar hen toe, eerst naar Regen zij lag het dichtste bij hem. Hij keek naar haar, ze lag rustig op haar warme nest van mos en varens. Regen had haar ogen dicht en het leek alsof ze sliep. Hij besnuffelde haar en ontdekte bijtwonden in de keel. Een stroompje bloed liep uit haar mond. Wat verder in een hoek zag hij Sol en Atil liggen in een plasje bloed. Atlas onderzocht hen met een snelle blik en ontdekte dat ze dezelfde bijtwonden hadden. Ze hadden zich waarschijnlijk geprobeerd te verdedigen want ze lagen dicht tegen elkaar en hadden plukken vacht verloren en bloed tussen hun klauwen. Wat is er hier gebeurd? En waar is mam? Atlas keek om zich heen of hij haar kon vinden. 'Mam?' 'A-A-Atlas' Hij herkende de krakende stem van zijn moeder. 'Ik ben hier' Atlas draaide zich naar haar om. 'Mam!' riep Atlas uit. 'Je leeft nog!' Ze lag bij de waterplas, en zat onder de schrammen bijtwonden. 'Ja, maar je moet hier weg.' 'Waarom? En wat is er gebeurd?' Waarom moet ik weg? Ik wil hier blijven en haar verzorgen! 'W-we zijn aangevallen.' 'Waarom?' 'Ze, ze zochten jou... Atlas' 'Mam, wie heeft er jullie aangevallen?' Vroeg Atlas met luide stem. 'Er is geen tijd meer je moet hier weg' 'Wie viel er jullie aan?' Miauwde Atlas in paniek. 'Ze zoeken jou.' Mij? 'Waarom?!' 'G-g-geen t-tijd' Haar stem was nu niks meer dan een fluistering. 'Wie viel er jullie aan!' Je kon de paniek in zijn angstige gemiauw nu goed horen. 'D-dat w-wa...' Ze viel stil en bleef eventjes vooruit staren. Haar hoofd belandde in een rare hoek op de grond. 'Mam!' Atlas riep haar naam zo hard als hij maar kon. Hij legde zijn hoofd even op haar borst om te kijken of ze nog leefde. Nee! Nee! Nee! Hij moest hier weg zo snel als hij kon, maar eerst moest hij weten wat er hier gebeurd was en of hij sporen van de vijand kon ontdekken. Atlas keek naar de vloer. Plukken vacht en bloed. Wie weet zit er vacht dat niet van ons is tussen! Hij besnuffelde de vloer. Er lagen vooral plukken gele vacht op de grond maar hij ontdekte ook een ander soort haar. Het haar was heel donkerbruin tot bijna zwart. Atlas rook er even aan. Dit is het werk van een wolf! Maar nee, wat verder vond hij bloed en dit rook niet naar wolf maar naar iets anders, een sterke stinkende alles doordringende geur. Wat is dit? Atlas moest dringend weg dat is zeker maar hij kon zijn familie niet zo achterlaten dus stapte hij naar zijn moeder en greep haar bij haar nekvel. Wat ze is zwaar! En sleurde haar naar Atil en sol. Dan liep Atlas naar Regen en pakte hij haar net als hij bij zijn moeder had gedaan ook bij haar nekvel en trok hij haar naar zijn broertjes. Hij keek verdrietig naar de vier lijken. De genen die dit hebben gedaan zullen hiervoor boeten! Wat verder zag hij een klein stapeltje stenen. Hij liep naar de stenen en stopte er een in zijn bek. Atlas draaide zich om en liep terug naar de hoop lijken. 'Deze steen zal jullie beschermen op jullie reis naar het eeuwige woud!' zei Atlas plechtig. Hij legde de steen voor de hoop. De steen diende als bescherming op hun reis naar het eeuwige woud. Atlas boog zijn hoofd en draaide zich om op weg naar de uitgang van het hol. Hij durfde nog één laatste over zijn schouder te werpen voor hij zijn thuis voor goed zou verlaten. 'Vaarwel.' Mompelde hij. Met die woorden verliet hij het hol. Toen Atlas buiten was scheen de zon fel in zijn ogen. Hij keek naar boven. De zon piepte tussen de bomen door. Het is ochtend! Ben ik echt zo lang binnen geweest? Atlas liep naar het kleine pad en dacht nog eens na over wat hij allemaal was te weten gekomen. Mijn enige familie is dood, hun moordenaars stonken naar wolf en een andere rare geur die hij niet kende. Hij werd gezocht door moordenaars. Hij wist niet eens door wie en hoeveel! Wat Atlas wel wist is dat hij diep in de problemen zat. En dat hij snel moest zijn. Omdat zijn moeder nog een paar minuten geleefd had nadat hij was aangekomen in het hol besloot Atlas van het pad te gaan voor de veiligheid. Hij bespeurde geen geur maar het is óf door de regen weggespoeld óf hebben hun geur verdoezeld óf ze waren hier niet langs gekomen maar dat betwijfelde hij, want als ze via de beek waren gegaan had Atlas hen hoogstwaarschijnlijk tegengekomen. Dus ze moesten hier wel langs zijn gegaan. Hij wist niet waar hij naartoe zou gaan dus besloot hij naar het dichtstbijzijnde dorp of stad te gaan. Jaka lag het dichtste bij hun territorium dus ging Atlas daarheen van daaruit zou hij naar Jago gaan om daar aan de Jagers te melden dat er moordenaars op pad waren die hem wouden vermoorden. Het ooit zo vertrouwde bos voor hem voelde nu vreemd aan. Atlas had het gevoel dat hij elk moment aangevallen kon worden. Hij besloot even halt te houden onder een oude, gigantische eik. Atlas proefde de lucht snel even op geuren maar hij proefde niks behalve een nestje muizen. Atlas voelde dat zijn maag gromde om eten. Jagen, ik zal voor de eerste keer alleen moeten gaan jagen. Voordat Atlas ging jagen wou hij eerst zijn schuilplaats maken. Hij sprong op de laagste tak van de boom en klauterde behendig naar boven. In de boom zat een groot gat, groot genoeg voor hem om als veilige schuilplaats te dienen. In het gat lag een groot nest. Atlas keek in het nest. Er lagen eieren in! Van welke vogelsoort komen die? Waarschijnlijk van een uil. Hij snuffelde aan de eieren. Uil! Atlas besloot dat hij vanavond niet zou moeten jagen. Zijn voedsel lag al voor zijn neus. En hij had misschien nog meer eten als de uil terugkwam. Achter in het nest lagen er geen eieren maar was er genoeg plaats voor een kleiner nestje zonder eieren. Atlas besloot daar zijn nest te maken, er was daar niet zoveel ruimte maar hij was klein genoeg om daar te slapen. Tegen de wand van het holletje in de boom lag extra nestmateriaal, dat kon hij gebruiken voor zijn nest. Hij liep naar de hoop en pakte een mondvol varens en gras hij naar de plek bracht waar hij zijn nest wou maken. Onder het maken door besefte Atlas iets. Alleen doden om te overleven; betekend dat dat ik maar één ei mag eten? En de uil niet? Eén ei zal vast wel genoeg zijn besloot hij. De uil kwam waarschijnlijk toch niet teug als ze hem rook. Betekend dat dat ik de eieren wel mag doden of zou de uil later terugkomen? Atlas wou het niet proberen de uil zou een klacht kunnen indienen bij de jagers en dat wou Atlas niet nu hij hen nodig had. 'Doorzoek het bos!' Atlas stond versuft op. 'Dat welpje kan niet ver zijn!' Hij kroop naar de ingang van het hol. Wat gebeurt er? Zoeken ze mij? Atlas verstond maar een paar woorden; Doorzoek, bos en hem. Zijn moeder had het hem, zijn broers en zus ooit aangeleerd. Voorzichtig keek Atlas naar beneden. Onder hem stonden gekke wezens. Ze stonden op twee poten en waren roze en droegen vreemde groene pelzen. Zijn dat mensen? Als dat inderdaad mensen waren moest Atlas hier zo snel mogelijk weg. Atlas keek snel rond om te zien hoeveel het er waren. Allemaal droegen ze ongeveer dezelfde kleren, een lichtgroene kleine pels voor het bovenste gedeelte met daaronder een donkergroen met bruin gespikkelde pels en aan de poten een groene pels. Zijn oog viel op nog een ander figuur dat zwarte pelzen aanhad en een wolvenschedel rond zijn nek. Hij maakte rare bewegingen met zijn handen en rondom hem ontstond zwarte rook. Aandachtig bleef Atlas kijken naar wat er zich voor hem afspeelde. De rook rondom het wezen verdween en waar een ogenblik geleden nog rook was stonden nu Wolvitas Hij kende ze van de verhalen van zijn moeder, Wolfachtige wezens met vijf ogen opgeroepen door Magiërs. Als het wezen dat hen had opgeroepen een Magiër was moest Atlas hier zo snel mogelijk weg. Voorzichtig klom Atlas uit de boom en sloop naar de dichtstbijzijnde struik. In de verte hoorde hij de mensen roepen. 'Waar is hij?' Atlas voelde een warme adem op zijn vacht. 'Wel, wel, wat hebben we hier?' Atlas draaide zich om, een Wolvita keek hem met wrede ogen aan. Achter de Wolvita stond een reus van een mens die hem met dezelfde wrede ogen aanstaarde. Het mens draaide zich om. 'Ik heb hem!' Achter een boom kwam een andere persoon vandaan het had een stok met een lus vast. Atlas kende het uit de verhalen het werd gebruikt om honden, wolven en katten te vangen. Rennen! Atlas draaide zich als de bliksem om en sprintte weg. 

Magiërs: De legende van drieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu