~Hoofdstuk 3~ De reis -Deel 2: Aarde-
Ik wandelde een doodlopende straat in. Ik was uitgeput. Ik kon geen stap meer zetten. Mijn keel voelde aan als een rasp, van de uitdroging. Ik was al twee dagen zonder eten of drinken aan het rond zwerven. Ik keek op toen ik een lichtgevende groene verschijning voor me zag staan. 'Hallo kind van de twee werelden.' zei een stem die echode in de straat. 'Wat wil je van me?' vroeg ik met een rasperige stem. 'Ik ben Gaea, de godin van de Aarde of beter bekent als de Oermoeder.' zei de stem en ik zag een vrouw met lang wit haar staan met gras groene ogen. 'Waar moet ik naartoe?' vroeg ik zuchtend. 'Kom naar het regenwoud. Wij zullen op je wachten.' zei Gaea en ze verdween. Ik kreunde hard toen ik mijn gewrichten weer in beweging zette. Ze protesteerden hard maar ik ging door.
Na zes uur wandelen vond ik eindelijk een klein hotelletje. Ik ging binnen, maar ik zakte door mijn knieën van de uitdroging en uitputting. Mijn ogen vielen dicht. Ik voelde dat iemand mij opnam en ergens heen bracht en toen werd alles donker.
Ik voelde dat er een glas aan mijn lippen werden gezet en er een vloeistof mijn mond binnen kwam. Na een tijdje had ik de kracht om mijn ogen te open. Ik keek recht in een bezorgd gezicht. 'Wie ben jij?' vroeg ik zachtjes en met een rasperige stem. 'Alles goed met jou?' vroeg een jongenstem. Ik kinkte traag. 'Wie ben jij?' vroeg ik weer. 'Ik ben Lassias. Je mag me Las noemen.' zei de jongen. 'Jij bent het twee werelden kind hé?' Ik knikte en probeerde rechter te gaan zitten. 'Blijf stil liggen!' riep de jongen. Ik negeerde hem en ging rechter zitten. 'Hoe weet jij wie ik ben?' vroeg ik hijgend, toen ik recht zat. 'Ik ben een wezen van het donker met Aarde als mijn Teken. Ik moest je komen halen. Je bent verzwakt.' zei de jongen. 'Hoe was je naam nu weer?' vroeg ik. 'Lassias.' zei de jongen trots. 'We moeten gaan, Lassias. Het lukt me wel om daar te raken. We vertrekken over een uur.' zei ik en stond op. Na twee stappen duizelde mijn wereld weer en ik viel bijna. Gelukkig kon Lassias mij op tijd opvangen. 'Je gaat rusten en ik breng je nog wat water.' zei Lassias bevelend. Hij legde mij op de sofa en verdween in de keuken. Ik zuchtte. Ik kon niet hier blijven. Ik moest zo snel mogelijk bij Gaea zijn, om dan daar zo snel mogelijk Aarde onder controle te krijgen zodat ik de zwaarden sneller kon vinden en mijn wraak kon beginnen. 'Luister, je wraak krijg je wel. Je Tekens zijn nu belangrijker. Er zijn wezens die je hulp nodig hebben. Alle wezens met gevoel worden opgejaagd en gedood. Wij worden getraind voor een Oorlog. Wij worden weggestuurd door onze familie deels om ons te beschermen en het grootste deel om te vechten en te sterven voor het hogere doel.' zei Lassias die voor mij stond. 'Het hogere doel?' vroeg ik nieuwsgierig. 'Jij. Jij bent de gene die vrede zal brengen. Jij bent de gene die ons zal redden. Jij bent de gene die kiest over iedereen zijn of haar lot.' Ik keek Lassias niet aan. 'Geloof mij Lassias alles wat ik doe is voor mijzelf ik ben egoïstisch.' zei ik. Ik kon hem niet aankijken. 'Dat maak je jezelf maar wijs.' zei Lassias. 'Je hebt je mens weggebrand, gedood voor je ouders en je vrienden. Een egoïst doet zoiets niet. Hij zal verder leven en doen alsof er niets gebeurd is. Een egoïst leeft alleen mee met zichzelf en gunt niemand anders zijn aandacht of wat dan ook. Jij bent verre van een egoïst, Loveness.' Ik keek op toen hij mijn naam gebruikte. 'Hoe weet je mijn naam?' vroeg ik verbaasd en argwanend. 'Iedereen kent de naam van het twee werelden kind. Iedereen kent jou. Iedereen wilt jou zien zegen vieren. Alleen in andere definities.' zei Lassias. 'We vertrekken over twee dagen naar het kamp. Hier is geen discussie over mogelijk.' Lassias gaf me het glas water en verdween weer in de keuken. Ik zuchtte nogmaals. Ik dronk het glas leeg en viel daarna meteen in slaap.
Mijn moeder volgde het verlichte pad en zag mijn vader op het einde van de verlichte weg staan. Ze glimlachte en haar ogen glunderden. Mijn vader kuste haar hartstochtelijk, toen ze hem bereikt had. 'Hoe was het met Loveness?' vroeg hij bezorgd. 'Goed.' zei mijn moeder. Mijn vader haalde een doosje uit zijn zak. Er zat een juwelen ketting in, die hij bij mijn moeder aanbracht en voorzichtig haar hals kuste, alsof ze breekbaar was. 'Ik hou van je mijn lief.' fluisterde hij hees. 'Ooh wat zielig.' zei een kwaadaardige stem. Mijn vader keek met een ruk op en keek recht in het gezicht van koning Duister. 'Je had me moeten geven wat me toebehoord.' zei koning Duister, zijn ogen vlamde van woede. 'Ik zal je nooit mijn dochter geven, over mijn lijk.' zei mijn vader en de woede die in hem brandde maakte hem weer wat hij vroeger was een wezen van het donker. 'Zoals je wenst.' zei de koning en knipte in zijn vingers. Twee donkere wezens kwamen uit de schaduw en grepen mijn moeder beet. Één van de wezens haalde een nagel over mijn moeders buik en bloed sijpelde uit de grote wond. Ze zakte in één. Mijn vader stormde op haar af en kuste haar. 'Het spijt me.' zei hij herhaaldelijk totdat de lichten in mijn moeders ogen doofden. Mijn vader sprong recht en sprong ziedend van woede op koning Duister af. Koning Duister stak een dolk met een lichtgevend blauw lemmet in mijn vaders hart. Mijn vader viel dood neer met zwarte ogen.
JE LEEST
The Creatures Of The Dark
RomanceIk was een normale tiener -dat dacht ik toch, maar dat bleek niet zo te zijn. Mijn vader was een wezen van het donker. Ik ben mens en ook weer niet. De wezens van het donker leven tussen ons. Niemand weet dat ze bestaan, niemand weet hoe ze er uit z...