Ik zat in een vervallen huis, in een doodlopende straat. De ramen waren dichtgespijkerd en de deur hing uit zijn scharnieren. Ik zat in het midden van de oorspronkelijke woonkamer. Ik zat in een cirkel van kaarsen met een grote kaars als centrum. Ik zat voor die kaars en keek in de vlam. 'Hoe kan ik een wezen van het donker doden?' vroeg ik aan de vlam. De vlam begon feller en heviger te branden. 'Een reis?' vroeg ik zacht. 'Wat moet ik vinden?' 'Twee wapens.' fluisterde het Vuur. 'Elk wapen vertegenwoordigd hun tegenpool. Het zwaard met het zwarte lemmet vertegenwoordigd het Goede en het zwaard met het witte lemmet vertegenwoordigd het Kwaad.' fluisterde de vlam. 'Hoe vind ik het?' vroeg ik. 'Je moet het vinden door op je Tekens te vertrouwen. Aarde zal je helpen en steunen. Water zou je de wijsheid en rust geven die je nodig hebt. Lucht zal je wijzen en ik, Vuur, zal in je branden. De reis bestaat uit vier delen. Vuur is de eerste.' zei de vlam en bijna direct erna waren de kaarsen uit. 'Dank je vuur.' fluisterde ik en stond op. Ik nam mijn rugzak en verlaatte het vervallen huis. Het was donker. Ik zag alles tot in de kleinste details, maar 's nachts vertrouwde ik nog steeds het meest op mijn andere zintuigen. Ik hoorde een gil, vanuit een donkere steeg komen. Ik versnelde mijn pas en ging de steeg in en toen zag ik het. Een wezen van het donker. Het was een schaduw met rode felle ogen, die dood uitstraalde. Ik bekeek het wezen nog eens goed. Ik zag dat hij stekels op zijn rug had en dat hij ongeveer twee meter lang was. Hij krijste naar me, waardoor ik zijn scherpe puntige tanden zag. Ik bleef staan. Het deed me niets, ik voelde geen angst of mijn hartslag versnelde niet, zelfs niet een klein beetje. Het wezen leek verward door mijn reactie. Het wezen kwam op me af en ik zag dat hij moeite had, maar hij veranderde terug in zijn menselijke vorm. 'Wie ben jij?' vroeg hij met een zware stem. 'Ik ben de schaduw van het Duister.' zei ik en sprong op hem af. Ik kreeg zijn nek beet en ik maakte een kleine beweging met al mijn kracht. Het wezen viel levenloos neer. Ik stak nog een gewone dolk in zijn borst en hoopte dat, dat hem zal doden. Ik liep op de angstige persoon af, die ineengedoken op de grond lag. 'Is het weg?' vroeg het meisje angstig. 'Ja, hij zal je geen kwaad meer doen. Het is maar een nachtmerrie. Je ligt thuis in bed, dit was niet echt.' zei ik en raakte haar hoofd aan. Het meisje viel bewusteloos op de grond. Ik nam haar op en bracht haar naar haar huis. Ik glipte zonder geluid te maken naar binnen en legde haar in bed. Ik sprong uit het raam dat zich op de tweede verdieping bevond. Ik lande recht op mijn voeten en rende weg. Op naar het volgende slachtoffer en het begin van mijn lange reis.
De nacht was eindelijk voorbij. Ik had nog drie andere wezens van het donker kunnen uit schakelen. Ik liep nu door naar waar mijn instinct zei dat ik moest gaan. Ik liep een hoofdstraat in en ik zag ... Amber. Ik liep door hopend dat zij me niet zag. Ik had pech. 'Hallo Loveness.' zei ze. 'Amber.' was mijn kille begroeting. 'Loveness kunnen we praten?' vroeg ze en ik zag dat ze had gehuild. Ik zuchtte. 'Vijf minuten.' zei ik en liep naar een bankje. Amber strompelde achter me aan. Ik ging zitten. 'Waarover wil je praten?' vroeg ik. 'Ben ik echt een bitch en een verwend nest?' vroeg Amber zacht. 'Wat denk je zelf?' vroeg ik. 'Ja, maar ik kan er niets aandoen.' snikte ze. 'Je kunt veranderen. Je moet het alleen willen.' zei ik en stond op. 'Hoe?' vroeg ze. 'Dat moet jezelf uitvinden.' zei ik. Ze stond op en gaf me een dikke knuffel. Ik stond er maar stijf bij. 'Je valt eigenlijk best wel mee.' zei ze, toen ze me los liet. 'Het spijt me van je vrienden.' Ze keek me vreemd aan, toen mijn blik niet versomberde of treurig werd. 'Ze zijn dood, Amber. Als ik nu treur of niet het blijft hetzelfde.' zei ik. 'Ik moet gaan.' Ik rende weg. Na uren ronddolen ging ik weer een doodlopende straat in en weer een vervallen huis. Het was half één in de middag. Ik ging op een kapotte sofa liggen en viel meteen in slaap.
Drie uur later schrok ik wakker. Ik had weer een nachtmerrie over hoe mijn ouders werden vermoord en hoe ik Earnest en Searkin vond. Ik was een toeschouwer, in mijn droom en dat maakte het alleen maar erger. Ik stond op, nam een stukje brood en at het snel op. Na het stukje te hebben verorberd, ging ik weer op pad. Ik liep maar doelloos rond. Vertrouw op je Tekens., hoorde ik in mijn hoofd. Ik rolde mijn mouw op en keek ernaar. 'Vertrouw op je Tekens.' herhaalde ik fluisterend. Ik sloot mijn ogen. 'Ik vertrouw jullie, leid me de weg, asjeblieft.' fluisterde ik. 'Rechtdoor.' fluisterde de wind in mijn oor. Ik begon weer te wandelen. Ik werd extra oplettend toen het donker werd. Toen ik een gil hoorde, rende ik er meteen naartoe. Wat ik zag was niet te beschrijven. Ik liep recht op een menselijke vorm af maar die menselijke vorm brandde als vuur. 'Hallo, kind van de twee werelden.' zei de menselijke vlam. Rook kwam uit haar mond als zij praatte. 'Wat ben jij?' vroeg ik vijandig. 'Mijn naam is Adalia. Wat godin van het Vuur betekent.' zei de vlam. 'Wat wil je van mij?' vroeg ik nog steeds op mijn hoedde, maar ik had het gevoel dat ik haar kon vertrouwen. 'Je kunt me vertrouwen.' zei ze en veranderde in een mens. 'Ik ga je helpen met de zoektocht naar de twee zwaarden.' 'Hoe?' vroeg ik nieuwsgierig. 'Ontmoet me in het bos.' zei de godin, Adalia. 'Welk bos?' vroeg ik. 'Laat jij leiden door je Tekens.' zei Adalia en verdween. De steeg was donker toen de godin er niet meer was. 'Volg de wind.' fluisterde de wind in mijn oor. Ik rende naar het zuid-oosten, de wind achterna.
JE LEEST
The Creatures Of The Dark
RomansaIk was een normale tiener -dat dacht ik toch, maar dat bleek niet zo te zijn. Mijn vader was een wezen van het donker. Ik ben mens en ook weer niet. De wezens van het donker leven tussen ons. Niemand weet dat ze bestaan, niemand weet hoe ze er uit z...