Sorry voor het lange wachten. Ik zit zonder inspiratie en dus duurde het wat langer, maar hier is het dan. Ik hoop dat het goed is. Enjoy!
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Toen ik wakker werd, was ik in een donkere kamer. Mijn ogen pastte zich langzaam aan, aan de duisternis. Ik zag iemand vanuit de duisternis naar me kijken. 'Wie ben je?' vroeg ik, mijn stem niet meer dan een zwakke fluistering. 'Wat wil je?' De persoon zei niets en bleef me maar aanstaren. Ik kwam langzaam overeind en ik voelde een druk op mijn hoofd. Ik kreunde, maar sloot de pijn buiten en stond op. 'Vuur omcirkel hem.' zei ik. Vlammen omcirkelden hem en ik strompelde naar hem toe. 'Wat wil je van me?' vroeg ik weer. De man -nu ik zo dicht bij stond kon ik hem goed zien- kreunde. 'Ueli. Je moest me roepen als ze wakker was.' zei een vrouw. Ik draaide me om en zag de vrouw van op het vliegtuig. 'Wat willen jullie van me?' vroeg ik gefrustreerd. 'Wij zijn wezens van het donker in dienst van de koning.' zei de vrouw. Ik voelde woede opborrelen en de vlammen werden hoger. Ik hoorde Ueli smekend vragen om het te laten stoppen. 'Gaan jullie mij aan de koning geven. Zijn jullie zo verachtelijk. Ik heb alles opgegeven voor jullie soort. Ik zal vrede schenken. Ik heb heel mijn leven geschonken en iedereen behandeld mij als een misdadiger. Ik ben jullie soort zat.' riep ik woedend. Vuur brandde de vrouw dood. Ik hoorde Ueli lachen. 'Wat vind je zo grappig?' vroeg ik hem vreemd aankijkend. Hij keek me kort aan. 'Dat kreng werkt al jaren op mijn zenuwen, maar ze was mijn meerdere dus ik kon niets doen. Jij bent mijn reddende engel.' zei hij. Hij liep door het vuur en knuffelde me. Hij had brandwonden, maar die negeerde hij. 'Wat doe je?!' riep ik geschrokken uit. 'Ik ben zo blij dat je dat gedaan hebt. Ik zal je naar kamp Lucht brengen.' zei Ueli. Ik knikte dankbaar. 'Maar ik zal wel iets anders aan trekken, als ik van u was.' zei Ueli. Ik keek hem onderzoekend aan. 'Waarom?' vroeg ik achterdochtig. 'We zijn in de bergen van Zwitserland en nu het winter is, is het vreselijk koud buiten. Ik heb hier nog een skibroek, schoenen, een sweater en een dikke jas. Ik haal ze even.' zei hij en verdween.
Toen hij terugkwam had hij een berg kleren bij. Ik trok mijn trui uit zodat ik in een strak t-shirtje met spaghettibandjes stond. 'Hoe kom je aan dat litteken?' vroeg Ueli, toen hij mijn arm bekeek. Doordat ik geblokkeerd was door Vittorio -een wezen met het Teken van Water- en ik de barrière had doen breken, was de blauwe lijn die mijn Tekens blokkeerde verdwenen. Het enige wat er van over was, was dat er een dik rood litteken de blauwe lijn had vervangen. Nu de rode kleur afnam viel het makkelijker te verbergen. 'Ik ben geblokkeerd geweest, waar ik nogal aan onderdoor ging. Het rode zal verdwijnen alleen het dikke niet.' zei ik. 'Hoe lang ben ik hier al?' vroeg ik na een korte stilte. 'Drie dagen.' zei Ueli. 'Je sliep de eerste twee dagen. De derde dag sluimerde en nu ben je wakker.' Ik knikte.
Even later was ik klaar. Hoewel het nog steeds moeilijk en veel van me vroeg om te wandelen, volgde ik Ueli. Ik was te koppig om hem te laten weten dat ik te zwak was. 'Waar bevind kamp Lucht zich?' vroeg ik, toen ik hem probeerde bij te houden naar de uitgang. 'Het kamp ligt in Monte Disgrazia. Wij bevinden ons in Matterhorn. Het ligt in vogelvlucht 160 km van elkaar, dat is te voet nauwelijks af te leggen. Wij gaan naar het stadje Macugnaga, dat ligt vijfentwintig km van elkaar. Daar nemen we een sneeuwscooter en gaan dan zo verder.' legde hij uit. 'Hoe gaan we die vijfentwintig km afleggen?' vroeg ik. 'Te voet.' was zijn korte antwoord. Ik knikte en zette een harde uitdrukking op, om mijn angst te verbergen. 'Is het zwaar?' vroeg ik zacht. 'We bevinden ons nu tussen de 3000 en de 5000m. We moeten afdalen en zorgen dat we niet vallen. We moeten dalen tot tussen de 1000 en de 1500m. En dat vijfentwintig km in vogelvlucht, dus ja het word zwaar.' zei Ueli. 'Hoeveel van jullie zijn hier?' vroeg ik. 'Alleen ik en Leli. De rest is nog onderweg samen met de koning en ik zou graag weg zijn voor de tijd dat ze hier aankomen. We moeten een zo groot mogelijke voorsprong krijgen anders worden we gepakt en zijn we verdoemd.' zei Ueli. 'Was ze je zus, Leli?' vroeg ik zacht en vol schuldgevoel. 'Nee, ze was mijn zus niet meer. Ze had haar ziel verkocht aan de koning en zichzelf en de familie onteerd door met hem te slapen. Het enkele wat me nog met haar bond was dat ze mijn meerdere was en ik ondanks alles haar niet kon vermoorden.' zei Ueli. Ik keek hem niet aan en zweeg de rest van de tijd. Hij stopte voor een kamer en nam er van alle klimspullen uit en rugzakken. Hij vulde die met water en eten. Ik nam twee rugzakken en hij ook. 'Kun je een goede looppas aan, zo een tiental meter?' vroeg hij. Ik keek hem vernietigend aan en volgde hem. Zijn goede looppas was sneller dan ik dacht. Ik liep een einde achter hem en keek hem bestuderend aan. Ueli had een goed getraind figuur, stevige kuiten -zo ver ik dat kon zien-, stevige arm spieren. Hij had ook een hoekige kaak, bruine ogen, zijn blonde haar was lang dat hij het in een staart gebonden had. Ik had altijd gevonden dat mannen niet met lang haar stonden, maar hij stond er goed mee. 'Stop met staren.' zei hij. Ik schrok van de toon die hij gebruikte en wende snel mijn blik af. 'Sorry.' fluisterde ik.
JE LEEST
The Creatures Of The Dark
RomanceIk was een normale tiener -dat dacht ik toch, maar dat bleek niet zo te zijn. Mijn vader was een wezen van het donker. Ik ben mens en ook weer niet. De wezens van het donker leven tussen ons. Niemand weet dat ze bestaan, niemand weet hoe ze er uit z...