two.

232 13 0
                                    

Het irritante gepiep van mijn wekker galmt in mijn oor. Met mijn ogen nog dicht sla ik als ik kip zonder kop op mijn wekker, die godzijdank snel uitgaat. Zuchtend draai ik me op mijn rug en open ik voorzichtig mijn ogen. Mijn hand beweegt zich van lekker warm onder de dekens naar de hoek van mijn dekbed, en mijn arm maakt een vlugge maar vervelende beweging waardoor ik mijn deken van me afsla. Nu ik in de winterkou op mijn bed lig moet ik er wel uit. Ik gooi met een vaart mijn benen uit bed en kom omhoog. Mijn ogen vallen op de wekker. 6.11. Een zucht verlaat mijn mond, en ik sta op.
Ik slof de badkamer in en sta stil voor de spiegel. Ik kijk mezelf in mijn slaperige ochtend ogen, en begin aan mijn ochtendroutine. De routine die ik het meeste haat. Douchen, aankleden, opmaken, ontbijten, ik zou het allemaal over willen slaan, maar het moet nou eenmaal.

Zodra ik onder de douche sta maak ik mijn haar helemaal nat. Ik haal mijn linkerarm door mijn natte haar en laat het weer vallen. Dan zie ik mijn arm weer. Ik draai me om en houd mijn onderarm onder de douchestraal. Water vloeit over sneeën. Oude sneeën, maar sneeën. Flashbacks schieten door mijn hoofd.
Ik als 14, 15 jarig meisje, zittend op mijn bed. Een klein, maar krachtig mesje dat bloed laat stromen over mijn pols. Het geschreeuw van mijn vader dat zelfs vanaf hier, helemaal boven in huis, te horen is. Zoute tranen die doen wat ze zelf willen en ongeduldig mijn ooghoeken uit stromen, en niet alleen toen. Ik betrap mezelf er op dat tranen van dezelfde pijn als toen, ondanks dat ik onder de douche sta, weer over mijn wangen stromen. Ik veeg mijn tranen en flashbacks tegelijk weg. Ik werp nog een laatste blik op mijn onderarm, mezelf afvragend waarom ik het in godsnaam ooit gedaan heb, ookal weet ik dat ik het zo weer zou doen...

Als ik mezelf aan het klaarmaken ben hoor ik zachtjes Wolfs' wekker afgaan. Ik zucht. Soms zou het zoveel fijner zijn om een man te zijn, niet waar? Vraag ik mezelf af. Ik doe nog snel even mijn geföhnde haar in een staart en ik loop de badkamer uit. Bij Wolfs zijn slaapkamer sta ik even stil. Zijn deur staat op een kiertje, en ik probeer een glimp van hem op te vangen, maar zie hem niet. Ik loop verder naar de trap.
Erg abrupt sta ik weer stil. Ik houd mijn adem in, en probeer te horen of Wolfs al beneden is. Zachte geluiden stromen mijn hoofd binnen, maar ik kan er niet uit opmaken of het Wolfs is. "Wat ben je nou aan het piekeren, Eef?"
Ik schrik van mijn eigen gedachte, die eigenlijk wel gelijk heeft. "Wat ben ik nou aan het piekeren?" Herhaal ik zachtjes in mijn hoofd. Ik laat een grote hoeveelheid lucht mijn longen in stromen, en loop de trap af.

"Goedemorgen!" roept Wolfs' zijn lieve, zachte stem, maar toch schrik ik er van. Mijn hartslag verhoogd en de slagen zijn duidelijk te horen in mijn hoofd. Wat is er toch met me? Sinds kort voel ik me zo raar als ik bij hem ben. Anyway, ik moet ontbijten.
"Goedemorgen." antwoord ik bijna stotterend. Wolfs, die nog in zijn badjas zit, kijkt op van zijn krant, en zijn mooie ogen staren mij door zijn leesbril heen aan. "Niemand die zijn ogen zo mooi vindt als ik." Zucht ik verliefd, maar alleen in mijn hoofd. Opnieuw schrik ik van mijn eigen gedachten.
Ik negeer Wolfs' blik en loop langs hem door naar de keuken.
Heel zachtjes trek ik het meest linker keukenkastje open en pak ik er een schaaltje uit. Bescheiden sluip ik door naar de koelkast en doe ik yoghurt in mijn bakje.
'Is er iets?' draait Wolfs zich om terwijl ik voorzichtig crusli bij mijn yoghurt doe.
'Nee? Hoezo?' vraag ik, zonder me om te draaien, waardoor Wolfs nog steeds naar mijn rug kijkt.
'Je doet zo raar.' antwoord Wolfs. 'Normaal doe je nooit zo verlegen stil...'
'Maar nu wel' kap ik hem af en draai ik me om. Ik loop om het keukeneiland heen, langs Wolfs en ga voor hem aan tafel zitten. Wolfs draait zich weer om, en fluistert een vorm van "oké".

Ik pak mijn mobiel uit mijn zak en terwijl ik mijn yoghurt eet check ik alles even. Dan word ik gebeld.
'Eva van Dongen..' begin ik.
'Mechels, een lijk bij de Maaspromenade, FT is er al.' hoor ik aan de andere kant van de lijn.
'We komen d'r aan.' antwoord ik terwijl ik mijn laatste beetje yoghurt uit mijn bakje schraap en opeet.
'Een lijk bij de Maaspromenade, FT is er al.' herhaal ik tegen Wolfs. 'We gaan er meteen naartoe.' vul ik aan.
Wolfs kijkt op van zijn ontbijt en wil mijn zin beantwoorden, maar ik ben hem voor.
'Kleed je snel aan, we gaan zo.' zeg ik terwijl ik opsta en mijn stoel aanschuif. 'Ik ben boven' vervolg ik, en ik ren de trap op.

Eenmaal boven ren ik naar mijn kamer, smijt de deur achter me dicht en stort ik op mijn bed neer. Tranen komen op in mijn ogen, maar ik veeg ze meteen weg. Ik begin zachtjes te snikken en laat me achterover vallen op mijn bed. Ik sla mijn pols voor mijn mond en probeer geen geluid te maken, maar tevergeefs. Ik ben te overstuur, en de gedachte dat Flo elk moment binnen kan komen, en me dus echt niet mag horen, maakt dit gevoel alleen maar erger. Minuten, zowel niet tientallen gaan voorbij voordat ik me op mijn zij draai en langzaam mijn pols voor mijn mond weghaal. Het snikken, waardoor hikgeluidjes ontstaan is gestopt. Voorzichtig stroop ik mijn linker mouw op, en langzaam kom ik overeind. Dezelfde dwang als jaren geleden komt plotseling weer terug, maar erger dan ooit.

In paniek gris ik in mijn laatje, opzoek naar een scheermesje, puntenslijper, of iets dergelijks, maar tevergeefs. Ik laat mezelf weer achterover vallen en begin opnieuw te snikken. Plotseling hoor ik een zachtjes geklop op de deur.
'Gaat het Eef..? Is er iets..? Kan ik ergens mee helpen..?' fluistert Wolfs behulpzaam.
Uit reflex stroop ik mijn mouw omlaag, en schiet ik overeind. Ik trek mijn benen omhoog en kruip naar achteren, totdat ik met mijn rug tegen het hoofdbord aan zit. Met opgetrokken benen, en mijn armen daar om heen, zit ik verlegen heen en weer te wiebelen. Langzaam gaat de deur open. Korte maar krachtige beelden schieten door mijn hoofd. Beelden van hoe mijn vader mijn kamer binnen komt lopen. Beelden die ik nooit heb kunnen verwerken. Beelden waar ik nog nooit tevoren zoveel last van heb gehad, maar alles lijkt erger te zijn dan normaal.
Langzaam komt Wolfs' lichaam door de deur heen, en een bekwelmend gevoel overvalt me steeds meer.

'Wat is er toch met je Eef..?' vraagt Flo voorzichtig, precies op de manier hoe ik het liefst behandeld word, maar mijn verhoogde hartslag geeft blijkbaar al antwoord voordat ik dat kan, en zegt genoeg.
Gelijdelijk komt Flo dichterbij, en gaat voor me op bed zitten. Ik schuif mezelf een klein stukje naar voren en laat mijn hoofd op mijn schouder vallen. Hij doet een voorzichtige zet door zijn handen rustig om me heen te slaan, waardoor ik geneigd ben om nog dichter bij hem te komen zitten. Mijn hartslag verlaagd. Zorgzaam aait Wolfs zachtjes over mijn rug.

Plotseling komt hetzelfde verliefde gevoel als daarnet terug, waardoor ik achteruit deins. Mijn hartslag verhoogd zich opnieuw en ik stap snel uit bed. Met pijn in mijn hart loop ik vlug de kamer uit en laat ik Flo verschikt, verbaast en alleen achter op mijn bed. Ik ren de badkamer in en doe de deur opslot. Met mijn rug tegen de deur laat ik mezelf naar beneden zakken. Ik trek mijn mouw op en klem hem tussen mijn nagels en handpalm in mijn gebalden vuisten. Ik wrijf met mijn pols mijn tranen weg, waarna er meteen weer nieuwe opkomen.
Even later sta ik, nog steeds in de badkamer, voor de spiegel. Ik werk mijn tranen weg en doe mijn oogmake-up opnieuw. Ik loop naar de wc, spoel die door, en loop weer naar de deur. Mijn longen vullen zich opnieuw met een grote hoeveelheid lucht en ik haal de deur van het slot. Langzaam trek ik de deur open en stap ik naar buiten, waar Wolfs al op me wacht.
'Ik moest nog even naar het toilet, gaan we?' vraag ik, zonder een antwoord te verwachten. Ik draai me om, en loop de gang uit. Op naar buiten.

Ik trek de voordeur open en merk dat Wolfs me achter na komt. Om hem te vermijden loop ik alvast naar de auto, en ga ik zo snel als ik kan op de bijrijdersstoel zitten. Nog geen vijf seconden later wordt de deur van de stoel naast me opengetrokken, en neemt ook Wolfs zijn plaats. Hij trekt de deur dicht, en draait zich onmiddelijk om naar mij. Zijn hand beweegt zich naar mijn wang, en aait erover. 'Wat is er nou..? Je kunt me alles vertellen.." begint hij.
Ik haal diep adem, kijk hem aan, en antwoord:
'Een lijk bij de Maaspromenade, we zouden d'r een half uur geleden al zijn.'
Een zucht verlaat Wolfs' mond, maar, godzijdank, start hij de auto.

Trouble. // Flikken MaastrichtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu