Hoofdstuk 7

13 2 2
                                    

POV Avalana

Met in mijn ene hand een zak met een paar appels en in mijn andere twee wortels liep ik naar de stallen. Ik had Beolf al een paar dagen niet gezien en omdat hij zo'n lange tocht had gemaakt leek het me verstandig om hem toch maar op te zoeken.

Ik liep de stal binnen en zag dat mijn paard vlak bij de ingang stond, naast een wit paard. Het beest snorkte van blijdschap toen hij me zag.

'Gen hannon.' Zei ik (dankjewel) en gaf hem een van de appels. Ik had het zo druk met het voeren van Beolf dat ik niet merkte dat er iemand naast me kwam staan.

'Toevallig dat we elkaar hier tegenkomen.' Zei een bekende stem. Ik schrok zo dat ik de zak appels uit mijn hand liet vallen. Met een beschaamd hoofd raapte ik de appels zo snel mogelijk op.

'Het spijt me, het was niet de bedoeling om u te laten schrikken.' Zei Legolas en hij begon ook appels op te rapen.

'Ik had beter moeten weten.' Glimlachte ik. 'Is dit jou paard?'

'Dat is hij inderdaad. Zijn naam is Arod. En dit moet zeker jouw paard zijn. Wat is zijn naam?'

'Beolf.' Zei ik en aaide door de zwarte manen van het dier. Het bleef lange tijd stil. Ik was nooit zo goed in gesprekken voeren en zocht wanhopig naar iets om te zeggen wat niet dom klonk.

'Wat kwam u hier eigenlijk doen, als ik vragen mag.' Zei Legolas. 'Ik bedoel, in Minas Tirith?'

'Aragorn is een oude vriend van me. We gingen heel veel met elkaar om in Rivendell. En jij?'

'Ik min of meer hetzelfde. Hoewel ik hem beter leerde kennen tijdens de vorige oorlog.' Zei Legolas. Ik realiseerde me ineens iets.

'Jij zat in The Fellowship!' Zei ik ongelovig.

'Dat klopt.'

Dat ik dit niet eerder heb gezien! Hoe kon ik zo blind zijn! Ik realiseerde dat mijn mond openstond en sloot deze snel

'Ik ben hier klaar. Het was fijn U even gesproken te hebben.' Zei ik.

'Daar heb je gelijk in.' Legolas glimlachte en deze keer glimlachte ik terug.

'Tot gauw.' Zei ik, draaide me om en liep de stallen uit, nog steeds met een glimlach op mijn gezicht.

~

POV Sam

We waren er. De Witte Stad. Ik had niet gedacht dat ik hem ooit terug zou zien. Naast me hoorde ik Merry en Pippin adembenemend zuchten en ik gaf ze geen ongelijk. Ook al had je de stad eerder gezien, de stad bleef adembenemend. Ik spoorde Bill aan en in draf reden we verder. We waren moe. We waren na die ene keer nog maar twee keer gestopt.

Bijna gelijk toen we bij de ingang waren hoorden we geroep: 'De halflingen zijn er. Waarschuw de koning!' We steigerden af en er kwamen gelijk twee wachters naar ons toe.

'Volgen jullie mij maar, Lord Aragorn wil jullie direct spreken.' De andere wachter nam onze paarden over. We wisselde blikken, en die zeiden vooral dat ze wilden weten hoe Aragorn in godensnaam van hun komst afwist. Een beetje beduusd volgden we de wachter.

De wachter leidde ons naar een zaal. Dit moet de troonzaal zijn, dacht ik, terwijl de wachter de deur open deed. Er ging een vlaag van vreugde door me heen toen ik zag wie er allemaal aan tafel zaten. Aragorn kwam op ons af en boog voor ons. We stonden daar een beetje ongemakkelijk en toen Aragorn weer recht stond namen we snel onze hoeden af en bogen voor hem.

'Dit is lang geleden, mijn vrienden.' Zei Aragorn.

'Insgelijks.' Zei Pippin. Ik glimlachte. Dat was nou typisch zo'n pippin-actie. Ik keek de zaal rond. Het was fijn om weer zoveel bekende gezichten terug te zien. Bijna iedereen van The Fellowship, maar ook een paar nieuwe gezichten. Ik keek naar de prachtige elf die naast Legolas zat, ze knikte naar me en ik begon te blozen. Mijn oog viel op een eigenaardige tovenaar die aan de hoek van de tafel zat, zijn ogen verscholen onder zijn punthoed.

Reclaim Middle-Earth - Een Lord of the Rings fanfictieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu