#8

7 1 0
                                    

Wat gebeurde er? Waar gingen we naartoe? Waarom mocht ik niks vragen? Zonder iets op te merken volgde ik hem. Ik was ondertussen een beetje gewend geraakt aan het smelle tempo waarop we liepen, zig zaggend tussen de vele mensen op de straat. Het was geen groot stadje, maar de mensen die er wel woonden, stonden allemaal op straat. Allemaal wijzend naar de lucht, naar het schip dat langzaam dichterbij kwam. Wat was dit.
Na een tijdje struikelend achter hem aan lopen, kwamen we bij een oud huisje. Het stond aan het eind van een doodlopende straat, en erachter was alleen maar bos. Links en rechts van me stonden huizen. Hoog en grauw. Ze zagen er vervallen uit, en ik voelde me opgesloten in het nauwe straatje.
Josh viste een ketting onder zijn shirt vandaan, met een oude, roestige sleutel eraan. Ik had hem al vaak gezien, als hij ging slapen lag hij op de kast, en als hij zijn shirt uitdeed hing de ketting er altijd onder. Altijd had hij hem bij zich. En nu gebruikte hij hem. Nu had hij een ander nut dan mooi zijn onder Josh' shirt. Hij stak de sleutel in het slot, draaide hem met moeite om en duwde de deur open. Achter de deur was het donker. Josh keek nog een keer gespannen naar de lucht, wenkte mij naar binnen te komen en verdween in de duisternis.

Krakend sloot de deur achter me. Ik stond met mijn rug tegen de muur, bang voor de duisternis en wat erin verschool. Ik hoorde Josh zacht vloeken, niet ver van mij vandaan, en toen schoot het licht aan.

Ik bestudeerde het optrekje aandachtig. Je kwam binnen in de woonkamer, ik stond vlak naast een houten kapstok die in de hoek van de kamer stond. Midden in de kamer stond een klein, rond salontafeltje. Er lag een telefoonboek op, en een televisiegids. Eromheen stond een tweezit bank en een tweetal fauteuils. Ze waren stoffig, van bruin katoen en er zaten vlekken op waarvan ik niet wilde weten wat het was. Aan de andere kant van de kamer stond een grote, eikenhouten kast tegen de muur. Hij was helemaal gevuld met boeken en encyclopidieen. Ook deze was helemaal stoffig, op sommige boeken na. Die waren helemaal stofvrij. Aan de andere kant van mij, naast de deur, stond een houten tafeltje. Er stond een oude vergeelde draaischijftelefoon, met een boekje met vergeelde en verscheurde pagina's, en een geel potlood. In een zilveren lijstje zat een foto van een paar kinderen op een glijbaan, en nog wat andere foto's die voor de vorige bewoners van dit huisje heel belangrijk, maar voor mij gewoon wat snelle foto's, waren aan de muur. De muren waren beplakt met gestreept behang, verschillende tinten groen. Een donkere eikenhouten deur ging open, en een jongen stond in de deurpost. Hij had donker, krullerig haar en een bruine huid. Zijn ogen waren donker, bijna zwart en met een zware stem zei hij: 'Je bent er. Het duurde lang. Wie is dat?' Hij wees met een bevende hand naar mijn richting, ik niet realiserend dat hij het over mij had.

'Dat is Nina, m'n vriendin.' antwoordde Josh, een beetje geirriteerd.

'Moest Nina,' hij sprak mijn naam met de meeste afkeur ooit uit, 'per se mee komen?'

'Ja, ja dat moest ze. Ik kan haar niet helemaal alleen achterlaten, Drake. En al zeker niet nu dit allemaal gebeurd.'

Ik bergreep niet veel van het gesprek. Wat gebeurde er nu dan? Is het gevaarlijk? Dodelijk? Moet wel, anders zou hij me niet alleen achter willen laten. Maar wisten ze dan dat dit, wat dit dan ook was, zou gebeuren? Mijn vragen bleven onbeantwoord voor nu, Drake wist geen comeback dus hield hij het op een flauwe 'Kom mee. Ik heb de statestieken.' en daarna had hij zich omgedraaid en in het duister van de andere kamer gelopen. Josh keek me aan, rolde met  zijn ogen en snelde toen achter Drake aan. Ik keek nog even rond in de woonkamer. Ik schuifelde naar de boekenkast en bekeek een paar boeken. Toen ik een klein boek met een groene stoffen kaft uit de kast haalde, verscheen Josh's gezicht om de deurpost. 'Kom je? Oh, wil je daar van afblijven? Drake daat dat niet bepaald leuk vinden, als je aan zijn spullen zit.' Hij verdween weer en ik volgde hem. Aan de andere kant van de kamer hing een hele muur vol met computers, allemaal met rare beelden. Een plattegrond van iets dat ik niet herkende, getalletjes die constant veranderen, camerabeelden, foto's en meer. Drake had zijn spijkerjasje vervangen voor een leren jasje. Hij was oranje en zat vol emblemen. 'Hier,' hij gooide een blauw jasje naar Josh, 'Doe aan. En jij,' hij keek naar mij, 'jij hebt geluk dat ik een extra jasje heb. Was eerst van z'n ex, voor het geval dat, maar dat was niet meer nodig.' Josh deed zijn jasje aan, en ik kreeg het mijne in mijn handen geduwd.

'Waarom moet ik dit jasje aan?' Ik snapte er geen bal van. Mijn zwarte jasje was toch ook goed?

'Ik hoop dat je van vechten houd.' Kreeg ik al antwoord. Drake haalde een doos onder zijn bureau vandaan, en pakte er drie, zo te zien zelfgemaakte, pistolen uit. Alle drie hebben ze een andere kleur, een kleur die bij de jasjes pasten. Voor Drake een oranje, Josh een blauwe en voor mij een groene. Ik deed mijn jasje aan. Josh gooide mijn pistool naar mij toe, ('Doe even voorzichtig, gek!') en liep naar een grote, metalen kast. Hij draaide het slot om, deed hem met veel lawaai open en haalde er een riem uit. Hij was bruin en van leer, met een holster voor het geweer. Ook gaf hij mij er een, een zwarte. Ik kreeg ook een bandana, die moest ik om mijn mond knopen. Dit deed ik, en ik ritste mijn jasje dicht.

'Moet je je haren niet even vast maken?' vroeg Josh terwijl hij zijn riem vast maakte. Ik deed twee snelle knotjes in mijn haar, dat sinds Josh en ik elkaar kenden al vaak van kleur was veranderd. (Toen ik hem leerde kennen was het perzik oranje roze achtig, daarna paars, pikzwart, neon roze en groen. Nu was het een turkoois blauwe kleur. Ik vond het wel leuk zo.)

Toen we alle drie klaar waren, drukte Drake op een grote, rode knop. Verwonderd keek ik naar wat er gebeurde. Een hele muur verdween de vloer in, en een auto kwam tevoorschijn. Het was ooit een 1967 Chevy Impala, dacht ik, maar dat was moeilijk te zien tussen alle verf en weggeknipte delen door. De motorkap was rood, en er stond een wit kruis op. Een lach verscheen op mijn gezicht, ik keek even naar Josh. Hij wenkte me dat ik mocht gaan zitten. Ik slaakte een vreugdekreetje, en sprong over de deur op de achterbank. (Ze hadden het dak er grotendeels afgehaald; er was alleen nog een 10 cm brede strip die de voorruit met de achterruit verbond.) Drake liep voor langs de auto, en Josh ging op de bijrijders stoel zitten. Drake sloeg de deur met een klap dicht, pakte een afstandsbedieninkje en drukte op een klein, groen knopje. De muur achter ons ging naar beneden, en de muur die ons van de buitenwereld afscheidde, verdween. Er verscheen een bospad. Drake startte de auto, drukte op een rood knopje en scheurde weg.

Gebroken spiegels en bloemetjestruienWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu