Hoofdstuk 7: 2006

226 17 7
                                    

Het was raak. De oorlog tussen de Dioubi's en Mounir was begonnen. Ze namen het hem niet in dank af dat hun neef, Marouan Dioubi, door hem in elkaar geslagen was. Mounir deed er nogal nonchalant over en grijnsde slechts wanneer iemand zei dat Chippie op betaling in gelijke munt had gezworen. Dit ging al een aantal maanden zo en elke dag dacht ik; vandaag krijgen we slecht nieuws. Tot ik het wachten niet meer aan kon.

Zenuwachtig staarde ik naar het papiertje in mijn hand. Ik had Hamer beloofd dit papiertje te verscheuren, maar ik had het bewaard; voor het geval dat. En dit was het geval waar ik me zo'n zorgen over maakte. Doe het niet, schreeuwde mijn instinct, bemoei je er niet mee. Maar ik wist niet wat ik anders zou moeten doen. Ik was bang, bang voor wat de toekomst ons zou brengen als ik nu niet de daad bij het woord voegde.

Met mijn gedachten op nul, drukte ik met trillende vingers de toetsen van mijn mobiel in. Ik keek om me heen en drukte mijn mobiel tegen mijn oor aan.

"Hallo."
"Hallo?"
"Wie is dit," vroeg de zware stem aan de lijn. Vreemd, dat alleen zijn stem mij al de huiveringen over mijn ruggengraat bezorgde.
"Ik spreek met Chippie."
Ik vroeg het niet, ik wist het. Hij lachtte.
"Dan weet jij meer over mij, dan ik over jou, schatje," antwoordde hij plagerig. Ik trok een gezicht.

"We moeten praten. Jij en ik, alleen."
"Eerst moet je zeggen wie jij bent," antwoordde hij nu, zonder humor in zijn stem. "Dat zie je vanzelf wel," snauwde ik terug en vervolgde met een gedwongen kalme stem, "Vijf uur, het Zuiderpark."
"Hmm."
Ik bleef stil, wachtend op zijn reactie.
"Prima, vijf uur en geen minuut later, want dan ben ik weg."
Ik hing op en keek naar de klok. Vier uur, ik had nog ruim één uur om bij het Zuiderpark te komen.

Zenuwachtig streek ik met mijn handen over mijn haar en sloot mijn ogen. Wat moest ik doen als het fout ging? Wat als Chippie mij pijn zou willen doen? Dat waren dingen waar ik helemaal niet over had nagedacht. Ik zuchtte weer diep en stond op. Snel schoot ik in mijn jas en liep ik naar buiten. Voor de deur bleef ik aarzelend stil staan en vroeg me af of ik iemand moest laten weten waar ik heen zou gaan, maar al snel zette ik die gedachte van me af; ik wist dat ze me enkel en alleen tegen zouden houden.

Na even op de bus te hebben gewacht, stapte ik in en stapte ik er na ongeveer drie kwartier weer uit. Ik keek vluchtig op mijn horloge. 16:57. Zenuwachtig keek ik om me heen, niet wetend wat ik van deze ontmoeting moest verwachten. Na een aantal minuten zag ik een lange gestalte op me aflopen. Omar Dioubi.

Hah, ik herkende hem uit duizenden! Hij zag er zeer goed uit, een lange knappe man met ogen zó donker, dat het leek alsof hij een randje kohl op had. Met zijn olijfbruine huid en gitzwarte haren deed hij menige damesharten op hol slaan; vooral wanneer hij zijn mond opentrok om zijn spierwitte tanden te laten zien in een lach. Zoals nu.

Grijnsend met zijn handen in de zakken van zijn leren jack kwam hij op me afgelopen, langzaam, hoofdschuddend. Ondanks zijn schoonheid, want zelfs ik ontkende die niet, vond ik hem maar een eng mannetje. Ik hoorde de naarste verhalen over hem, maar wie hem zou zien, zou denken dat hij maar een braverik was en dat daar niks van klopte. Vanaf het moment dat ik hem zag aanlopen, was ik al op m'n hoede.

"Zo, zo, als het madame Khadija, het zusje van onze Mounir niet is."
Hij stond op een halve meter afstand, maar ik vertikte het me te bewegen en wat meer afstand te creëren. In plaats daarvan hief ik koppig mijn hoofd naar hem op en keek ik hem recht in zijn ogen aan. Hij daagde mij uit, maar ik zou niet toegeven. Ik zou nooit laten zien dat ik werkelijk op mijn benen stond te shaken. Zijn ogen keken mij plagerig aan en zijn mond krulde zich opnieuw in een speels lachje, alsof hij wist waar ik aan dacht.

"Je weet waarom ik hier ben."
Hii gooide zijn hoofd achterover en lachte hard. Geamuseerd keek hij me aan. "Vertel," vroeg hij quasi onschuldig en trok zijn wenkbrauwen op. Ook ik trok mijn wenkbrauwen op en sloeg mijn armen over elkaar terwijl ik hem peinsend aankeek.
"Jij denkt serieus dat ik op mijn achterhoofd ben gevallen, is het niet," vroeg ik op mijn beurt weer, kortaf en tikte ongeduldig met mijn voet op de grond.

Je hebt het einde van de gepubliceerde delen bereikt.

⏰ Laatst bijgewerkt: Jun 08, 2020 ⏰

Voeg dit verhaal toe aan je bibliotheek om op de hoogte gebracht te worden van nieuwe delen!

"Voor jou, Khadija."Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu