hoofdstuk 1

28 4 1
                                    

De dag begon nog zo goed; De welpen maakten hem al spelend wakker. Het waren niet zijn jongen, maar hij had de taak als oppas. Hij rekt zich uit en kijkt de roedel rond; het alpha koppel lag het verste in de grot. Hij gromt zacht tegen de welpen dat ze buiten moeten gaan spelen en hij waggelt achter ze aan. Onderweg naar buiten staat een van de welpen op de staart van een oudere wolf. Deze gromt in zijn slaap en de welp rent zo snel als hij kan naar buiten.
Langzaam beginnen de andere wolven ook wakker te worden. Al gapend kwam ook het alpha koppel naar buiten; Mika en Ikran. Fin wende zijn ogen van de alpha af en Ikran snuffelt aan zijn schouder. Even kijkt Fin hem in zijn amberen wolven ogen aan. Ikran wende zijn blik naar Mika en twee andere wolven. Dit waren de wolven die mee gingen met de jacht van vandaag. De andere wolven waren jong en zeer enthousiast om mee te gaan. Mika snauwde ze af, want ze waren veel te druk. Ze piepten even en liepen hun buik zien aan de alpha. De welpjes dartelen rond Fin. Eén houdt zijn kop scheef; "Waar ga je heen?" Zeiden zijn ogen. Fin draaide zijn oren naar hem toe en liet een rochelende grom horen; "Jagen." De welpen sprongen nu nog enthousiaster rond. De een beet de andere en ze begonnen met zijn allen te stoeien. Met een wolvenlach op zijn gezicht; zijn ogen tot spleetjes geknepen en zijn mond open, zat hij kwispelend naar de welpjes te kijken. Ikrak blafte; de jacht zou beginnen. Alle wolven die mee gaan, komen aangelopen. Ze volgen Ikran allemaal.
Na een tijdje gelopen te hebben, vond Fin een spoor van een kudde herten. Hij liet de geur aan Mika ruiken. Ze gaf hem een duw; "Goed gevonden." En riep naar Ikran. Hij kwam eraan gelopen, pikte de geur op en begon het spoor te volgen. De anderen volgen. Dan zien ze verderop, aan de rand van een open plek, een aantal herten grazen. Ikran legt zijn oren plat en de andere wolven volgen zijn voorbeeld. De alpha gromt dat ze zich moeten verspreiden. Precies op dat moment schrikken de herten ergens van en rennen recht op ze af. Ze nemen deze kans met beide poten aan en springen allemaal op één hert. Ze doden het snel en beginnen aan hun deel van het maal. Ze zijn nog niet eens begonnen als het bos ineens muisstil word. De vogels stopten met zingen en de wind ruisde geruisloos door de bomen. De wolven waren meteen alert. Met hun nekharen omhoog snuffelden ze nerveus de lucht om hun heen.
Uit het niets klinkt een harde knal. Fin kijkt verschrikt hoe een van de jonge wolven jankend in elkaar zakt. Ikran gromt dat ze moeten rennen. Met pijn in zijn hart, om de jonge wolf, rent hij weg met de overgebleven wolven. Tijdens het rennen horen ze nog een knal. Een van de jonge wolfven raakt in paniek en rent een totaal andere kant op. Na een derde knal gevolgd door een luid gepiep, weet Fin dat het gedaan is met hem. Hij en het alpha koppel rennen verder door het dichte naaldbos. Tijdens het rennen krijgen ze telkens takjes van struiken op hun snuit. Ikran gromt naar Mika dat ze op moeten splitsen, maar ze is te bang om alleen te gaan en protesteert luid jankend als hij ineens een herten paadje op rent. Toch luistert ze naar haar partner en blijft door rennen. Fin besluit naast haar te gaan rennen, zodat ze niet bang hoeft te zijn. Ze knikt hem toe en samen rennen ze verder.
Ze horen een vierde knal en zien een rood pijltje langs zoeven. Hij heeft even oogcontact met Mika; ze ontbloot haar tanden om zo te laten zien dat dit foute boel is. Nog een knal en Fin voelt een stekende pijn in zijn flank. Hij struikelt en valt. Mika kijkt even om. Hij blaft dat ze door moet rennen. Ze jankt en verdwijnt in het struikgewas. Hij voelt zich raar en als hij zich opdrukt valt hij weer. Dan word alles donker.

'Geest' Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu