'Geest'

hoofdstuk 3

De volgende ochtend gaat er weer een stoet op jacht. Fin ging deze keer niet mee, want hij moest op de jongen passen.
De welpen zijn druk aan het stoeien als Fin een lemming ziet lopen. Hij sluipt eropaf en vangt het. Hij geeft het aan de jongen, die er wild mee beginnen te spelen. Maar het beestje leeft nog en probeert te ontkomen. Een van de welpen rent erachteraan en geeft de fatale beet. Dan rent ie rond met zijn trofee terwijl de anderen hem wild achtervolgen. Fin loopt even naar het beekje om wat water te drinken. Mika was hem achtervolgt en probeert hem over te halen om te gaan jagen. Hij trekt zijn lip op; "Ik moet op de jongen letten." Geeft hem een duwtje; "Dat doen de anderen wel." Fin geeft zich over en rent achter Mika aan het bos in. Ook Mika was erachter dat Ikran zwakker begon te worden.
Plotseling, nadat ze een eindje hebben gerent, ruikt Fin iets dat zijn haren op zijn rug omhoog doet staan; jagers. Hij blaft naar Mika en draait zich om, om de geur te volgen. Met volle vaart rennen ze terug naar de grot. Maar ze zijn ver weg, heel ver, ze hebben al zo'n twee uur gerend. Met een nood vaart rennen ze door het bos, springend over bomen en zelfs zwemmend door een meertje. Als ze door het beekje lopen, is de geur van jager overweldigend. Met zijn oren plat ruikt hij de lucht. Het is een mengeling van een ijzerachtige lucht met de geur van kruit. Met een knoop in zijn maag kijkt hij naar Mika. Ze piept zachtjes en begint naar de grot te sluipen. Over de richel die ze altijd op moeten klimmen om bij de grot te komen loopt een dun straaltje bloed. Mika snuffelt eraan. Ze begint te janken en springt de richel op. Fin volgt snel. Zijn poten spetteren in de plas bloed dat er ligt. Mika zakt jankend door haar poten als ze de welpen ziet liggen. Fin staat met grote ogen naar het schouwspel te kijken. Alle wolven uit de roedel liggen daar, verspreid over het stenen plateau voor de ingang van de grot. Fin begint te huilen en Mika kijkt op. Ze geeft haar pups nog een lik en begint mee te huilen.