H2

17 4 0
                                    

Pov Beta Lucy

"Je gaat me met een paar nieuwe krijgers op verkenningstocht." Zegt mijn Alfa. Ik staar hen verbaast aan, waarom zou ik, zijn rechterhand en de enige vrouwelijke Beta in de omtrek, een paar domme beginners moeten helpen?

"Het is goed voor hun training, en over training gesproken, oefen een keer met jezelf afschermen." Zegt hij. Ik buig mijn hoofd naar hem, als teken van recpect.

"Natuuurlijk Alfa,  ik zal onmiddelijk beginnen." Zeg ik.

Ik loop de Alfa kamer uit en sla af, naar buiten.

"Oke, beginner krijgers, verzamel aan de bosrand!" Schreeuw ik in de mindlink.

Ik heb totaal geen zin om die beginners te begeleiden. Dat zou een trainer moeten doen, en niet de 2e hoogste in rang. Maar ja, het is mijn Alfa's bevel, dus ik zal het wel moeten doen.

Ik kom op de plaats waar we gingen verzamelen aan, en ik zie gelijk dat dit moeilijk gaat worden. Allemaal magere jongens, en zelfs een aantal vrouwen. Ik schreeuw dat ze in hun wolvenvorm moeten veranderen, en dat is al veel beter. Sonmigen zien er nog wel mager uit, maar vele anderen ogen sterk, zoals je dat niet zou verwachten.

"Oke allemaal, vorm een paar rijen en volg mij! We gaan vandaag de noordelijke kant uitkammen, en misschien komen we nog een paar rogeu's tegen, dus wees op je hoede!"  Zeg ik duidelijk in de mind-link.

Ik hoor iedereen een geluid maken, dat erop lijkt dat ze het begrepen hebben, en we beginnen te lopen.

Na een tijdje zitten we middenin het bos, op een verlaten plek, waar nooit iemand kwam. Er waren altijd verhalen over hoe een gezin hier woonde, maar dat de moeder was overleden op een afgrijselijke manier. De vader was kapot gegaan van verdriet. De dochter is nooit meer terug gezien.

Op de plek waar wij nu staan, recht tegenover ons, staat een huis. Een verlaten huis. Het ziet er erg eng uit, maar je ziet nog wel sporen van een wolf. Wat doet een wolf hier? Midden in het verlaten stuk bos? Ik hef mijn kop op en ruik in de lucht. Ik ruik verschillende dingen. Van dode karkassen, tot verschillende geuren van dwalende rogeus. Ik grom luid, als ik een sterke geur ruik. De geur is zo sterk dat het wel dicht in de buurt moet zijn. Dan ruik ik waar het vandaag komt. Het komt uit het enge, verlaten huis. Ik sluip ernaar toe, en ik sein naar de troep. De andere wolven volgen mij. Hun poten voorzichtig neerzettend op de grond, om zo weinig mogelijk geluid te maken.

Opeens hoor ik verschillende wolven achtermij luid piepen. Ik draai me met een ruk om, en ik zie wat het gepiep veroorzaakt heeft. De omgeving van het huis is omgeven met zilver. Iets waar weerwolven heel slecht tegen kunnen. We krijgen er zulke erge wonden van, dat we ons zelf kunnen verliezen, en dood kunnen gaan van gekheid en natuurlijk ook van de wonden die we ervan krijgen.

Een paar wolven komen naar me toe, en vertellen me dat ze de gaven hebben, dat ze zich tegen de kracht van het zilver kunnen verzetten. Ik gebaar naar de anderen, dat ze terug moeten gaan naar de roedel, en op kracht moeten komen.

Samen met de overgebleven wolven loop ik richting het verlaten huis. toen we vlakbij het huis waren, rook ik de sterke geur van een rogue. Iedereen ging in de aanvalshouding staan, terwijl ik de deur openmaakte, die ons leidde naar een donkere gang. Aan het einde van de gang zat een deur. Ik liep samen met een vechter naar de deur, en probeerde de deur open te maken. Maar hij zat op slot.  Ik boog mijn hoofd om te luisteren naar wat er achter de deur verstopt zat, en het enige dat ik hoorde was een zware ademhaling, van iemand die het niet lang meer vol zou houden.

A/n Hier is nog een stukje uit dit boek! sorry dat het zo lang duurde.!


DesílatyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu