H2

13 1 1
                                    

Na een flink stuk wandelen begonnen de eerste stralen licht door de hoge bladeren te schijnen en verlichte het bos. Dit was erg handig voor Berend die niet zoals Galan goed kon zien in het donker en daardoor meerdere malen over een dikke boomwortel gestruikeld was of in de struiken was gelopen. Ze hadden die nacht al 10 mijl afgelegd zonder te eten en de jongens rammelden. Ze gingen op een plek zitten ongeveer 5 meter van de rivier vandaan. Er groeide alleen maar gras en bloemen dus konden ze erg makkelijk gaan zitten. De 2 jongens haalden hun rugzak van hun schouders en begonnen erin te graaien. 'Hier, dit is nog van jou' en Berend haalde de haak met het touw uit zijn tas. Het ding was zwaar en Galan zag er al tegenop het te dragen. Berend zag Galan's gezicht toen hij de haak aanreikte. 'Oke, oke haha. Ik draag hem wel' en Berend legde hem naast zich neer. Galan haalde een stuk brood en water uit zijn rugzak en begon met eten. Berend keek een beetje verbaasd terwijl hij zijn ham belegde brood en honingdrank tevoorschijn haalde. 'Ieder zijn smaak' zei hij met volle mond tegen Galan die moest lachen. 'Wen er maar niet aan. We zullen niet vaak luxe eten'. De jongens aten hun brood op en spoelden het weg met hun drinken. Ze genoten nog even van de natuur en de rust en stonden daarna op. Ze volgde de rivier noordwaarts. 'Ben je niet bang voor vreemde wezens?' vroeg Berend. 'Niet echt. Ik denk niet dat we ze tegen zullen komen, jij?'. Berend keek bedenkelijk. 'Na de geruchten die de ronde zijn gegaan en die man in zijn mantel een beetje' praatte Berend een beetje binnensmonds. 'Ach, we kunnen ze wel aan als we ze tegen komen' lachte Galan. Na een tijdje stopten de jongens en gingen ze zitten langs de rivier. Ze aten hun lunch wat voor Galan water en brood inhield en voor Berend vis met brood en druivensap. Na het eten stond Berend op. 'Ik ga even zwemmen'. 'Je doet maar' zei Galan. Galan was geen waterrat. Berend daarentegen kon als de beste zwemmen en deed dat zo vaak mogelijk. Hij trok zijn kleren uit en plonsde het water in. Het water was koud en diep en bedekt met waterbloemen. Galan ging op zijn rug liggen en sloot zijn ogen. 'aaaaarrgghhhh!'. Galan schoot overeind een keek naar Berend die verschrikt op het land was geklommen. 'een.. een.. een lijk' haperde Berend. Galan boog zich over de rand van de oever en keek het water in. Het water was bruin en Galan kon niet echt iets zien. Maar na een tijdje kon hij de vormen van een lichaam zien. 'Zullen we weggaan?' vroeg Berend die inmiddels al zijn kleren had aangetrokken. 'Nee, laten we het op het land halen en het onderzoeken'. 'Je bent te nieuwsgierig. Je wordt er door verblind en kan niet zien dat het gevaarlijk is' zei Berend angstig. 'Kom op en help me tillen' zei Galan. Berend deed paar stappen achteruit maar toen keek Galan boos. 'kom op of ben je soms bang dat hij ontwaakt?' 'Misschien is het magisch' en Berend deed met tegenzin kleine passen naar voor en bukte voor de oever. De jongens staken hun hele arm in het water. Galan voelde een koude huid en pakte het voorzichtig vast. Blijkbaar voelde Berend het ook want zijn gezicht vertrok. 'Op 3. 1,2,3!' en de jongens trokken in een ruk het lijk het land op. Berend liet het los en liep tegen de stroming van de rivier in en waste zijn handen. Galan keek naar het lijk. Het was een elf met lang bruin haar en gedoofde bruine ogen. Hij was wit, blauw en had een leren harnas aan met ijzeren schouderbladen. Hij had zijn zwaard nog steeds in de schede. Galan haalde hem voorzichtig eruit en keek op het lemmet. or eryn. Dit was een elf uit high wood. Het was een mooi zwaard versierd met gouden lijnen. Het handvat was licht gebogen en het lemmet was scherp, glanzend en lang. Galan legde het zwaard voorzichtig naast zich neer. Hij draaide de elf op zijn buik. Galan zag met schrik dat in de rug van de elf een grote wond zat. 'Waarschijnlijk veroorzaakt door een dolk' mompelde Galan. Hij pakte een klein boekje uit zijn rugzak en bladerde er wat in. 'Aha, een klum'. Een Klum heeft een donkerblauwe huid en donkerblauw haar. Hij heeft donkergroene aderen die duidelijk te zien zijn en lichtgroene, grote ogen. Hij is in staat snel in bomen te klimmen en zichzelf van wel 30 meter hoog te laten vallen zonder iets te breken. Hij kan goed sluipen en is meestal bewapend met een zelfgemaakte dolk. Klums komen normaal voor in het moerasbos. Galan sloeg het boekje dicht en pakte zijn kaart. Het moerasbos was helemaal in het noorden naast de Noorderberg. Maar waarom zijn deze duister wezens helemaal hier? 'Aaaaarrggghhhhh!' riep Berend weer. Galan pakte zijn boog en mikte in de richting vanwaar Berend schreeuwde maar alleen Berend was er. 'Wat is er?' siste Galan. 'Meer lijken' fluisterde Berend angstig. Galan kwam naar Berend toe en keek in het water. Een hele troep elfen bewapend en al lag levenloos in het water. 'We moeten hier weg en snel. Naar de elfenvesting'. Berend trok gouw zijn kleren aan en pakte zijn spullen in. 'De elfenvesting van koning Lefyr is niet ver. We moeten hem waarschuwen'. 'Weet je wie dit gedaan heeft?' vroeg Berend. Galan legde uit wat hij gelezen had en Berends ogen werden groter dan dat ze al waren. 'Vanaf het pad dat 10 mijl verderop is, is het nog 20 mijl. Als flink doorlopen kunnen we er morgenmiddag zijn'. De twee jongens liepen snel door. Hun ogen doorzochten de bomen om te zien of er enig teken van gevaar schuilde, afwachtend om hun te bespringen en aan stukken te rijten. Na een tijdje werd het bos minder dicht en zagen ze een streep onbegroeid waar zonlicht scheen. 'Het pad, eindelijk!' juichde Berend. 'Stil, misschien kunnen ze ons horen' siste Galan en ze betraden het pad. Het pad was gemaakt van kleine steentjes. Het zonlicht werd zwakker. 'Misschien moeten we een veilige plek zoeken om te slapen' sugesteerde Berend. Galan knikte. 'Let jij op de bomen dan? Dan zoek ik naar een slaapplaats'. De 2 reizigers volgden het pad zo ongeveer 40 minuten totdat Galan bleef staan. 'Daar is een soort grot'. en hij wees naar een paar grote stenen die tegen elkaar aan lagen. De stenen lagen zo tegen dat een steen bovenop lag als een soort dak en de rest van de stenen ondersteunde die. Er was maar een ingang en die naderde Galan en Berend. 'Er liggen botten daarbinnen' fluisterde Berend. 'We hebben geen keus. Het is al bijna donker en ik denk niet dat we zo snel een andere plek kunnen vinden' en na deze woorden liep Galan de grot in. Ze maakten het zichzelf comfortabel door een hoop gras en bladeren op een hoop neer te leggen als matras en kussen en gingen erop zitten. Berend haalde een groot stuk vis uit zijn rugzak. 'Ziezo ons avond maal' en met een groot mes verdeelde hij de vis in tweëen en legde ze op stukken brood. 'Dit is de enigste vis die ik bij me had' zei Berend met een sip gezicht. 'En ik ga hier ook niet meer vissen want blijkbaar worden er lijken gedumpt'. 'Nou ehh. Eet smakkelijk dan maar he?' en Galan nam een hap van zijn eten. Het was donker en de twee jongens hadden met een tondeldoos en paar droge takken een klein vuurtje gemaakt. Toen het vuur gedooft was en het eten op was maakten ze een verdeling over de wacht. Ze zouden elkaar om het uur wakker maken om de wacht te houden omdat de Klums waarschijnlijk nog steeds in het bos waren. Galan had de eerste wacht en leunde tegen zittend tegen de stenen muur aan. Berend deed zijn pyjama aan en legde zijn zwaard naast zich neer. Hij gaapte en plofte op het zachte gras. Galan had zijn boog in de hand met een pijl gespannen en had zijn dolk naast zich gelegd. Hij tuurde in de verte maar zag niks. Niks meer dan grote stammen, struiken en bloemen. Af en toe zag hij iets voorbij schieten tussen de bosjes. Maar uiteindelijk bleek het een dier te zijn. Uiteindelijk was zijn ronde om en maakte hij Berend wakker wat pas na paar duwen lukte. Hij plofte neer, sloot zijn ogen en viel als een blok in slaap. Die dag werd Galan wakker door het mooie gezang van vogels en het waaien van de wind. Het was een mooie dag. De zon scheen en het was al warm. De jongens deden hun kleren aan en nadat Berend wat push-ups had gedaan liepen naar de rivier om hun gezichten te wassen. Maar eerst porde Berend met een grote tak in het water om te kijken of er lijken in lagen. 'Je weet maar nooit' zei Berend. Galan was inmiddels aan deze veel voorkomende zin van Berend en waste gewoon zijn handen en gezicht. Het frisse water gaf hem energie. Hij pakte zijn rugzak uit de stenen grot en begon te lopen. 'We eten ons ontbijt wel lopend!' zei hij tegen Berend die achter hem aan holde. 'Als we nou eens paarden hadden, of braves nog beter. Dan zouden we een stuk sneller gaan' mopperde Berend kouwend op zijn brood. De jongens keken nog steeds naar de bomen.  'Gek eigenlijk. We zijn nog niemand tegengekomen onderweg' merkte Galan op. 'Nou ik vond onze ontmoeting met die elven wel genoeg hoor' lachte Berend zenuwachtig. 'Misschien komt het door de geruchten?' 'Ja, dat kan. Dat verklaart dan ook de aanwezigheid van de Klums'. Galan staarde ernstig voor zich uit. 'Wat voor'n soort dingen zullen we nog meer tegenkomen op onze reis?'              'Hopenlijk wat mooie elvenmeisjes' lachte Berend. Galan's ernstige gezicht toonde even een glimlach maar vertrok daarna weer. 'Wat was er ook alweer met die tovenaar? Die uit het boek.' vroeg Galan. 'Volgens mij was hij sterfende. Niemand weet waar hij leefd maar Ákur zou volgens de geruchten zijn spionnen en verkenners alvast vooruit hebben gestuurd'. 'Ik probeer het allemaal op een rijtje te zetten. Je kon alleen met dat zwaard het harnas van de duistere heer doorboren?'. Berend knikte. Opeens sloeg een pijl vlak voor de voeten van de jongens het pad in en sprongen elvenkrijgers met pantser, bogen en wapens de bosjes uit. Het was een groep soldaten van 7 man. Een van de krijgers had een helm op en liep naar voren terwijl de rest hun wapens gericht had op de 2 jongens die hun handen in de lucht hadden. Hij had lang wit haar wat glanzde in de warme zon en had strakke witte wenkbrauwen. Zijn ogen waren grijs als een steen die rustig neerdaalde op de 2 vreemden. 'Wat doen jullie hier? Wie zijn jullie?' Vroeg de leider van de groep kalm maar dringend. 'Wij zijn reizigers. Mijn naam is Galan Longwide en dit is mijn vriend Berend ijzerbundel. We zijn op weg naar uw koning Lefyr om hem te waarschuwen'. Toen de elf Galan's naam hoorde keek hij bedenkelijk. 'De spionnen van de duistere heer hebben veel vermomingen. Neem hun wapens en neem ze mee'. Galan en Berend werden ontdaan van hun wapens en met touw werden hun handen vast gebonden. De soldaten gingen in een rechthoek om de 2 gevangenen staan met de leider voorop. Toen de leider een seintje gaf zetten de elfen de pas in en liepen ze met strakke gelijke passen vooruit. 'Ik had van elven wel wat meer gastvrijheid verwacht' fluisterde Berend. 'Als ik vragen mag. Wat is uw naam?' vroeg Berend aan de leider van de troep. Mijn naam is Galdor Sáralondië. Rechterhand van Koning Lefyr. 'Wat brengt u hier heer Sárolondië? 'We zijn hier naartoe gestuurt om iedereen die langskomt te arresteren in naam van koning Lefyr. Kwaadaardige wezens verspreiden zich als onkruid en veroorzaken onrust in deze landen'. 'Hoeveel heeft u dan al niet gearresteerd?' 'Jullie zijn de eersten. Niemand durft nog door dit bos te lopen. Het is erg gevaarlijk hier'. 'Ja dat merkten we' zei Berend. De elf keek hem doordringend aan. De krijgers hielden een stevige pas en Galan en Berend deden veel moeite om het tempo vol te houden. Soms moesten zakte hun tempo en werden ze bij de armen gepakt en werden ze na paar seconden rusten weer op de grond gezet. De zon had zijn maximale hoogte bereikt en begon te zakken. In de verte zagen Galan en Berend iets reusachtigs opdoemen. Het was een reusachtige boom te midde van een groot meer midden in het bos. De boom was ongeveer wel 100 meter hoog en zijn takken waren wel 20 meter lang. In de stam was ongeveer op 20 meter hoogte een inham gemaakt de hele stam rond. In deze inham waren huizen gebouwd en brande honderden lichtjes. Helemaal bovenin de top was de stam hol want er zaten ramen in. 'Waarschijnlijk de koninklijke vertrekken'. dacht Galan. Galan en Berend stonden met open mond naar het prachtige stuk naruut te kijken totdat de ze aan de oever van het meer stonden. Een paar andere elven maakte een bootje klaar en de 8 elven en Berend stapte in het bootje. 2 Elven begonnen met roeien en zo kwam het bootje steeds dichter bij de grote boom. Galan keek naar boven en zag de reusachtige takken met hun duizenden bladeren. Sommige takken bogen omlaag en raakten de takken van de kleinere bomen aan. Dit baarde Galan zorgen want zo onstond er voor de Klums en weg naar de boom. 'Heeft u gezien dat wezens genaamd Klums in de boom kunnen komen via de takken?' vroeg Galan aan Galdor. 'Ja dat wisten we. We hebben bij elke tak een groep boogschutters geplaatst om de boom te bewaken'. Het bootje stopte bij een plateau dat dreef op het water. De soldaten uit en begeleden Galan en Berend naar een trap. Het was een trap van hout dat goed bewerkt was. De jongens bestegen de trap en liepen 20 meter omhoog totdat ze bij de inham van de boom waren. Ze keken hun ogen uit. Een hele stad gebouw in een boom. Kinderen renden langs takken en vrouwen haalde water uit een put die zuiver water uit het meer bevatte. De huizen waren van hout en steen en hadden een elfse architectuur. De daken waren schuin afgebogen en de muren van bewerkt en versierd hout. De deuren waren van hout met een klein raampje erin. Sommige daken werden ondersteund door stenen pilaren. De elven begeleden de jongens naar een grote poort van ijzer met grote toortsen ernaast. 1 Van de 4 bewakers die voor de poort stonden luidde een bel die in de een gat van de stam was gebouwd. De poort ging langzaam open en een brede, spiraalvormige, marmeren trap verscheen. 'Moeten we echt helemaal omhoog?' mokte Berend. Na ongeveer een klein halfuurtje kwam de groep bij weer een ijzeren poort. Weer stonden er 4 bewakers en weer werd er een bel geluid. De poort ging open en de groep stapte een grote kamer verlicht door fakkels in. Het was een prachtige kamer met marmeren ingebouwde muren, vloer en plafond. De kamer was 10 meter breed en liep de hele stam rond. Om de 5 meter stak een balkon uit en had je uitzich over heel high wood. Voor de jongens stond een grote tafel gevuld met allemaal papieren. Achter de tafel zat een elf op een grote troon van fluweel met gouden knopen en mooie stenen langs de leuning. Hij had een mantel van fluweel en een gouden harnas. Zijn haar was blond met grijze haren en zijn ogen waren heel licht blauw.  In zijn handen had hij een gouden veer. Galdor en zijn soldaten bogen. Galan en Berend deden maar hetzelfde. Mijn hoogheid, we vonden deze vreemdelingen op het pad. Wat wilt u dat we met ze doen?' De koning keek op en sprak. 'Welke namen dragen jullie bij je?' Galan stapte naar voren. 'Galan longwood en Berend ijzerbundel hoogheid'. De koning keek aandachtig. 'Galan, ben jij het echt?' Galan keek verbaast. 'Ik en je vader waren goede vrienden. Ik was bij je geboorte'. De koning stond op om Galan goed te kunnen bestuderen. Toen liep hij naar een van de soldaten toe die Galan's boog vasthield. Lefyr bekeek de tekst die op de boog stond. 'Je bent het echt! Hebben mijn soldaten je met respect behandeld?' Galan keek naar Galdor die strak voor zich uit staarde. 'Ja dat hebben ze'. Galdor knikte naar Galan en Berend. 'Je kunt gaan' wenkte Lefyr en Galdor en zijn soldaten verlieten het vertrek. 'Kom zitten, kom zitten' en de koning gebaarde naar 2 stoelen voor zich. De 2 jongens namen plaats op de luxe stoelen die erg fijn zaten. 'Kan ik jullie wat te drinken aanbieden?' Galan en Berend stemde toe. De koning wenkte naar een bediende die naar de stam van de boom toeliep waar een hol stuk hout als een spiraal over de stam liep. De bediende haalde een hendel over en uit het hol stuk hout stroomde een groene stof. De bediende schonk 2 glazen in en zette die voor de 2 jongens neer. 'Onze specialiteit' lachte de koning. Galan en Berend namen voorzichtig een slok. Het smaakte licht zoetig met een kleine prik. Het smaakte naar appel. 'Vers geplukte appels met onze geheim recept'. De jongens dronken gulzig hun bekers leeg. De konings ogen flonkerden en er verscheen een glimlach op zijn gezicht. 'Nou jongens. We moeten eens wat bijpraten'. 

the journey (dutch)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu