Tien.

1.7K 132 32
                                    

Hoofdstuk 10

| Abrelle |

Vermoeid open ik mijn ogen waardoor ik een schimmige  plafond boven mij zie, die mij niet bekent voorkomt.

Langzaam begint het gevoel in mijn ledematen terug te keren waarbij enkele kreuntjes uit mijn mond ontsnappen vanwege het bonzende gevoel in mijn hoofd.

Mijn benen voelen zwaar aan en mijn armen kan ik nauwelijks bewegen zonder er tranen van in mijn ogen te krijgen.

Het enige wat er voor zorgt dat ik nu niet in paniek raak, is het vreemde maar vertrouwde gevoel die het bed, waar ik in lig, mij geeft.

Een gaap ontsnapt mijn lippen en uitgeput sluit ik mijn ogen weer, alleen maar om ze enkele tellen later weer te openen.

Ik kan niet gaan slapen, zeker niet als ik niet waar ik ben en hoe ik hier ben gekomen.

Als ik probeer terug te denken aan wat er was gebeurd voordat ik hier was, is het enkel een zwart gat.

Het enige wat ik mijn nog vaagjes herinner is dat ik thuis was, alleen, en naar beneden ging vanwege het horen van iemand die binnen trad.

Met veel moeite sla ik de warme en zachte deken van mij af. Hoewel elke beweging pijn doet, waarbij waterdruppels nog net niet over mijn wangen stromen, heb ik het gevoel dat ik mijn bed uit moét.

Een soort aantrekkingskracht waarbij woorden te kort komen om de drang uit te leggen.

Stapje voor stapje schuifel ik door de kamer heen, die net licht genoeg is om te zien waar je loopt, en vind de deur.

Voorzichtig leg ik mijn hand op de klink, en duw het zachtjes naar beneden –zo weinig geluid te willen maken.

Meteen vallen wat fellere stralen aan licht, geproduceerd door de lampen die in de gang hangen, op mijn gezicht waardoor ik mijn ogen tot spleetjes knijp totdat ik aan het licht gewend ben.

Ik stap de kamer uit, en beland op die manier op een verlaten gang waar allerlei foto lijstjes aan de muur hangen. Als ik dichterbij kom, zie ik op elke foto één dezelfde man tegen komen.

Op elke foto staat Híj, samen met de Alpha's en andere hoge rangen van de Roedel op de foto. Zo herken ik de foto waar mijn Alpha op staat, en onze buur Roedels –waarvan ik de Alpha's enkele keren heb gezien.

Rustig loop ik langs alle foto's, wat mij toch nieuwsgierig maakt naar de man die op de foto's staat. Ik weet precies wie het is, maar zijn naam is mij ontglipt waardoor de woede in mij alleen maar groter wordt.

Op een gegeven moment kom ik aan het einde van de gang, waar het overgaat in een grote ruimte met vele ramen. Van schrik zet ik meteen een stap naar achter, bang dat het zonlicht mij zal raken, maar dan vallen de donkere wolken in de lucht mij op.

De zon is nergens te bekennen, wat voor mij een hele opluchting is.

Nog steeds erg schuw loop ik, wat naar mijn mening, door een op een woonkamer lijkende ruimte loop. Sofa's staan geplaatst, en naast elke staat een klein koffiebijzettafeltje.

Mijn oog viel op een schuifdeur, gemaakt van glas, die een beetje open stond. Het leidt naar een prachtig uitziende tuin, waar bloemen volop in hun bloei stonden. 

Nieuwsgierig loop ik naar de schuifdeur toe, en open het een klein beetje, waardoor ik er net tussendoor pas. Vol bewondering loop ik over het pad, en snuif de heerlijke geur van de bloemen en rozen op.

Mijn weg gaat verder, maar ik stop met lopen als ik het geluid van twee discussiërende stemmen hoor. Eentje klinkt mij bekent in de oren, wat niemand minder dan Gabriël kan zijn –de man die Myrna aan mij had voorgesteld.

The Cursed MateWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu