•1•

40 11 3
                                    

Hoofdstuk 1

'Jamie! Daniëlle! Eten!' roept mijn moeder. Ik gooi mijn mobiel op bed en race achter Jamie, mijn 9 jarige broertje, naar beneden.

' Hee, aan de kant! Ik was eerst! '

' Dat dacht je! Dames gaan voor.'

'Mooi niet, hé!' zegt mijn broertje en hij stormt de woonkamer in.

' Kom op rustig . Ga zitten. We eten spaghetti.'

'Maar mam, Jamie zit me de hele tijd te duwen.' Pesterig kijk ik Jamie aan.

Mijn moeder zet net de pan spaghetti op tafel. 'Toch was ik eerder.' 'Nee, nee sorry, dat was je dus echt niet,' zeg ik plagerig. 'Kom jongens, doe even rustig nu. Schat, kom je eten?' 'Ja ik kom al.. Waar is mijn tas?' 'Die staat al hier, kom nou maar,' roept mijn moeder.

' Je moeder en ik moeten iets vertellen.'

Oppassen! Galmt er door mijn hoofd. Deze stem ken ik maar al te goed. Net zoals die keer toen ik..

' Daniëlle, hou je hoofd erbij alsjeblieft.'

'Dat kan Dani niet ze -' 'Jamie nu ga je je mond houden en lekker je spaghetti eten, goed?' 'Ja mam,' zegt Jamie als hij haar boze blik ziet. 'Sorry pap,' zeg ik schuldbewust.

'Geeft niet. Luister maar naar je moeder en blijven jullie allebéí stil,' zegt papa.

Mam schraapt haar keel, legt haar mes en vork recht en begint dan met vertellen.

'We gaan verhuizen.'

De woorden schallen door mijn hoofd, als een echo in een tunnel. Voor Jamie en ik kunnen protesteren zegt mijn vader: 'Geen commentaar, laat haar uitpraten.'

' En we hebben ook een goede reden. Het is een leuk boerderijtje met veel ruimte, voor ons allemaal.' gaat mam verder.

Ik klem mijn kaken op elkaar om geen opmerking te maken en glimlach onhandig. 'Er moet natuurlijk wel wat gebeuren aan het boerderijtje.' Ik zucht. Natuurlijk. Dit had ik kunnen verwachten.

Moeten we allemaal meewerken. Voordat ik er wat van kan zeggen begint Jamie al. 'Maar mam, ik zit nou in groep 6 en bijna zeven en dan al acht en dan kan ik niet weg. Dat zou zonde zijn en-' Pap onderbreekt hem.' Daar is een mooie school en zo ver is het nou ook weer niet.'

' Waar is het dan?' zeg ik een beetje bot.

'Ergens in.. eh.. Stetton. Buitenring.' Mijn moeder werpt hem een boze blik toe, Stetton ligt zeker 20 kilometer van de bewoonde wereld. Ik bijt op mijn lip. Ik wil mijn ouders niet ongelukkig maken, misschien valt het wel mee en is Stetton de laatste jaren wat moderner geworden?

' Daniëlle,' begint mijn moeder. 'Voor jou is het zeker lastig. Een nieuw begin en nieuwe vrienden maken en-.' Voor ik het weet sta ik op en ren de trap op. Bovenaan stop ik en zak ik in elkaar en rolt er een traan over mijn wang.

Ik stort in. Tranen rollen over mijn wangen terwijl ik mijn gesnik probeer tegen te houden. Ik pak mijn mouw vast, veeg wat tranen weg en zet een stoel voor de deur. Ik hoor wat zware voetstappen de trap op komen, ik zou wel willen schreeuwen. Geen bezoek nu. Ik heb geen troost nodig. Ik moet hier zelf overheen komen. Of ik moet de verhuizing stoppen. Ik zucht. Hopeloos, ik ben hopeloos. Net als mijn toekomst. Ik barst weer in tranen uit, hoe kan ik nou weten wat er in de toekomst gebeurd? Misschien word ik wel ontdekt? 'In de middle of nowhere..' snif ik. Ik hoor zachtjes geklop op de deur.

Ik blijf stil. ' Liefje. Doe is open. Of ik trap de deur in met mijn karate trappen.' Een mini-lachje komt tevoorschijn op mijn betraande gezicht. ' Als je boos blijft ga ik weer hoor.' Soms heeft mijn vader geen idee wat er hier allemaal gebeurt. 'Ik doe wel open.' Ik krijg het er nog net uit. Ik sta op van de met kussens bezaaide grond. Net als ik de stoel wil wegzetten bedenk ik me dat ik hier dan weg moet. Weg. Een klein woord met grote betekenis.

'Pap,' ik adem rustig in en uit. 'Ik kom zo weer naar beneden, geef me een paar minuutjes alsjeblieft.' Kalm zet ik de stoel wat verder tegen de deur aan. 'Is goed, tot zo! We eten spaghetti.' Eén keer raden wie de boerderij heeft gevonden.. Mijn vader is altijd overal enthousiast over, behalve slechte cijfers, wat ik erg jammer vind.

Als ik de voetstappen minder worden loop ik rond om de kussens te sorteren. Dat doe ik wel vaker om rustig te worden.

Als ze op volgorde liggen leg ik mijn dekbed ertussen, zodat het een dichte cirkel wordt. Dan laat ik me naar achter vallen en doe ik mijn ogen dicht.

Ik val met een bonk op de grond. Verschrikt kijk ik om me heen, het is donker. Snel krabbel ik weer terug mijn bed in, half op de kussens, en trek mijn deken weer goed. Meteen word ik er weer aan herinnerd, we gaan verhuizen.

Dan bedenk ik me weer dat ik tegen me vader had gezegd dat ik eraan zou komen.

Verwoed grijp ik naar mijn wekker, half elf. Zouden ze nog lang op me gewacht hebben? Ik hoop het niet. Langzaam open ik mijn slaapkamerdeur. De lichten in de gang zijn uit, net als de lichten beneden. Op mijn tenen sluip ik de trap af, naar de keuken. Mijn maag knort hard, ik leg mijn hand op mijn buik en slaak een zucht.

Ik kijk in de lade en pak een stukje ontbijtkoek in de hoop mijn honger een beetje te stoppen.

Langzaam kauw ik op grote brokken koek en denk na over het hele verhuis-gebeuren. Ik schud mijn hoofd. Nee. Nu even niet, ik heb er genoeg van. Ik buig me voorover en laat mijn voorhoofd op de koude tafel rusten.

LostWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu