Hoofdstuk 12

2.9K 221 139
                                    

Het weer verslechterde zichtbaar. Langzaam regen de dagen zich aaneen tot weken waarin Griffin haar bezocht of met haar dineerde en iets duidelijk probeerde te maken dat ze niet begreep. Zijn aanwezigheid was haast een constant iets dat in de kamer hing en haar geleidelijk aan probeerde te verstikken. Alle energie die ze bezat ging verloren in haar inspanningen om hem een stap voor te blijven, om hem te weerstaan. Hij was zo wispelturig als de seizoenen in Terra, die nooit leken te zijn wat ze hoorden te zijn.

De ene dag was hij teder en galant, als een echte heer en behandelde hij haar met een genegenheid die ze niet voor mogelijk had gehouden. Een dag later was hij als een donderswolk, duister en kil, klaar om haar te vermorzelen onder zijn verzengende woede.

Het drong tot haar door dat de herfst, die in Terra nooit erg overheersend was en meer op een koelere zomer leek, op zijn einde was gekomen. De bomen rond het fort waren kaal en grauw en de lucht was doortrokken met grijze wolken, die op aankomende regen of sneeuw duidden. Iets aan die trieste, mistige aanblik, maakte dat Genesis zich zelf ook neerslachtiger ging voelen, alsof alle hoop verloren was.

Met ledematen die aanvoelden als ijs liet ze de gordijnen los en wankelde op onstabiele voet naar het houten bureau dat prominent aanwezig was in de kamer. Ze nam plaats in de rood beklede stoel en staarde een paar tellen naar het donkere oppervlak voor haar neus, tot ze langzaam een hand uitstak en een van de notitieblokken bovenhaalde.

De vellen papier voelde fragiel onder haar vingers. Langzaam doopte ze haar schrijfveer in een potje zwarte inkt en zette de punt op het perkament. Maar hoe hard ze ook probeerde, er kwamen geen woorden. Haar fantasie en inspiratie hadden samen met de hitte van de zomer en de vroege herfst haar lichaam verlaten. Ze was nu enkel een lege, koude huls, zonder inhoud.

Onwillekeurig gleden haar gedachten naar Pax, waarvan ze niets meer had gehoord. Ze vroeg zich af hoe zijn leven in Argenta hem beviel en benijdde hem – ook al was dat stom – omdat hij hier niet was en niet gevangen genomen was door de duisterste man op Terra. Hij kon opnieuw beginnen, ver weg van al zijn problemen, terwijl Duvall en zij langzaam hun dood tegemoet gingen en zouden sterven tussen onsympathieke, grijze muren van een onguur fort aan de andere kant van het land.

Het was vreselijk egoïstisch dat ze zo dacht, dat wist ze, maar het lukte haar niet om zichzelf op andere gedachten te brengen. Verbitterd zette ze haar pen op het papier, ademde diep in en schreef.


In deze duisternis geloof ik dat ik mezelf verlies.

In deze gevangenis van grijze muren geloof ik dat ik vergeet wat gelukkig zijn is.

– Genesis


Het waren onnozele zinnen, maar ze voelden echt. Met een verbitterde trek om haar mond zocht ze naar een paar spijkers en prikte het briefje, zonder na te denken, ergens op de muur. Het viel niet op, maar ze zou niet vergeten dat het zich daar bevond. Haar gedachten had ze open en bloot op die muur prijsgegeven, als Griffin ze wilde weten, hoefde hij de woorden alleen maar te lezen.

Het was riskant, maar het was ook dapper.

Ze dacht na en schreef een andere zin op.


Liefde is dapper

– Duvall


Ook die belande aan de muur, vastgespijkerd tegen het kille steen, om het te verbergen voor haar brandende ogen. Er trok een tevreden gevoel door haar lichaam, als een zucht van een zomerbriesje dat haar huid prikkelde en haar vreedzaamheid schonk. Met een milde glimlach stopte Genesis de spullen weer weg, en ging op bed liggen om naar het plafond te staren terwijl de uren voorbij gleden en Riva haar uiteindelijk kwam opmaken.

MALEDICTUS - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu