Hoofdstuk 19

2.2K 209 234
                                    


Schoorvoetend, maar vooral nog wankel en bevend liep Genesis achter de Daemon aan. Griffin nam haar regelrecht mee naar zijn kamer en ze dwong zichzelf te doen alsof ze verbaasd was om zijn vertrek te zien, alsof ze hier nog nooit was geweest. Helaas zag ze aan de blik in zijn ogen dat hij er erg zeker van was dat zíj tussen zíjn spullen had geneusd. 'Ga zitten.'

Zonder de moeite te nemen om haar aan te kijken, wees hij op een stoel. Genesis, die dankbaar was om haar benen even te laten rusten, nam meteen plaats en legde haar handen op de donkere, brede leuningen. Een opgelucht gevoel sijpelde haar lijf binnen en ze zuchtte, nauwelijks hoorbaar.

Griffin ijsbeerde rond, ging niet zitten. Zijn gezicht stond strak en zijn schouders waren gespannen. Hij vouwde zijn handen op zijn rug en staarde uiteindelijk naar het raam, in plaats van naar haar. 'Wat gebeurde er?' Zijn stem was dodelijk kalm.

Genesis slikte, zocht een manier om zich uit deze waanzin te bevrijden. Ze had haar Heelgave gebruikt om iemand van het leven te beroven... Al zou dat niet gelukt zijn, want alleen een Dodenmeester kon dat zonder eraan te sterven – al bestonden die niet, gelukkig maar. 'Uw w-wacht betaste me...' Schaamrood steeg naar haar wangen. Op de een of andere manier voelde ze zich vies, een misbaksel.

Griffin staarde nog steeds naar de sneeuw, al zag ze een spiertje trillen bij zijn slaap. Op dit moment zag hij er moe uit, alsof de vermoeidheid van de jaren eindelijk hun tol begonnen te eisen. Zijn huid was wit, bleek en de donkere kringen onder zijn staalgrijze ogen leken duidelijker dan ooit. 'Het spijt me.'

Het waren simpele woorden, maar toch deden ze haar iets. Hij gaf toe dat het hem speet, dat het zíjn schuld was. Al mocht ze niet vergeten dat ook hij al aan haar had gezeten, zonder haar toestemming. 'Alsof het jou iets kan schelen,' zei ze dus maar. 'Je hebt zelf, zonder mijn permissie, aan me gezeten.'

Griffin verstrakte, spande iedere vezel in zijn lichaam aan, en balde zijn vuisten. Spieren en aders bolden op. 'Houd je mond.'

Maar dat was Genesis niet van plan. Weken had ze zich door hem onder de duim laten houden, dagen had ze stilletjes gedaan wat hij vroeg, maar vandaag had ze een andere kracht in zich gevonden en die zou haar helpen. 'Nee.'

Griffin keek om. Trok een donkere wenkbrauw op. 'Nee?'

Ze kwam overeind – weliswaar een beetje wankel – en keek hem woedend aan. 'Nee, Griffin. Jij denkt dat ik een of andere vervanging ben voor Sylensia, maar dat is níét zo. Ik ben Genesis, niet haar! Het kan me niet schelen hoe moeilijk het voor je is, maar je moet begrijpen dat ik ook maar een mens ben en mijn vrijheid verdien.'

Hij staarde haar aan.

'Ik ben geen overwinning, of een manier om je oude liefde te vergeten. Sylensia en ik hebben, behalve ons verdomde uiterlijk, niets met elkaar gemeen. Zij leefde eeuwen geleden, ik leef nu. Alles wat zei heeft gedaan en gezegd, is niet wat ík ook zal doen.'

Ze stond op en liep naar hem toe, keek in zijn ogen en zag de duisternis erin. 'Ik wil niet duister zijn, Griffin,' fluisterde ze, 'en misschien was dat wat zij ook niet wilde. Misschien zocht ze naar het licht en nam ze het van jou af.'

Hij huiverde toen ze haar hand op zijn borst legde. 'Misschien,' ging ze door, 'moet je leren verder te kijken dan enkel het zwart in je hart. Er moet nog licht zijn, ergens, diep vanbinnen. Je bent ooit begonnen als een goeddoener, wil je echt eindigen als een zondaar?'

Hij ademde diep en snerpend in. Zijn borst zette uit tegen haar hand door zijn versnelde ademhaling. Ze trok niet terug. 'Je weet het, van mijn Heelgave.' Het was geen vraag. 'En ook ik heb vandaag de duisternis in mijzelf gevoeld. Het is waar; zonder duisternis is er geen licht. Doch hoeft dat niet te betekenen dat je meteen voor die slechte kant moet kiezen, Griffin. Er is altijd een keuze. Altijd.'

MALEDICTUS - De BegaafdenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu