Iedere ochtend fluiten de vogels hetzelfde liedje. Iedere ochtend maak ik dezelfde wandeling doorheen het bos. Iedere ochtend loopt mijn Dalmatiër, Toska, kwispelend naast me. Iedere ochtend passeer ik langs de verlaten blokhut.
Iedere ochtend staren twee doordringende, blauwe ogen me vanuit die blokhut aan.Hij zit daar elke dag, de gluurder, alsof hij op me wacht. Altijd op hetzelfde tijdsstip zit hij voor zijn raampje te wachten. De rood-wit gestreepte gordijnen duwt hij altijd een beetje meer opzij, zodat alleen zijn gezicht zichtbaar is. Met die helderblauwe ogen van hem volgt hij dan elke gracieuze beweging die ik maak. Hij observeert me en neemt elke handeling van me in zich op. Hij houdt zijn ogen op mij gekluisd, tot ik de bocht om ben die het pad maakt. Dan laat hij zijn gordijntjes weer dichtvallen, en verbergt hij zich weer voor de buitenwereld.
Ik heb hem nog nooit durven aankijken. Of toch niet langer dan twee seconden. Daarom dat ik alleen maar weet dat hij van die opvallende, hemelsblauwe ogen heeft. Meer weet ik niet over hem. Maar in mijn gedachten heb ik al een tijdje geleden een beeld over hem gevormd: een oude, gerimpelde man, die een woest verleden kent en zich daarom opsluit. Hij is zo mager dat je zijn ribben kunt tellen doorheen zijn flinterdunne huid en er hangt altijd een zware lucht van sigaren en koffie om hem heen. Hij is bleek omdat hij de zon nooit meer ziet. Hij heeft een ongeschoren gezicht en een onverzorgd uiterlijk.
Kortom, hij zou de oude man zijn die in meisjes hun nachtmerries de hoofdrol speelt. Hij is de stilzwijgende, observerende oude vetzak die nooit meer contact legt met de buitenwereld, maar wel zijn dagen doorkomt door naar voorbijlopende meisjes hun lichamen te kijken. Ik zou eigenlijk dit pad moeten vermijden en een andere route moeten uitstippelen, maar tot mijn grootste spijt gaat dat niet. De blokhut ligt zodanig goed georiënteerd dat de man vanuit zijn woning elk pad kan zien. Ik moet dus telkens langs hem voorbij lopen, wil ik mijn ochtendritueel met Toska behouden.
Ik heb nog nooit aan iemand durven vertellen hoe bang ik wel niet ben voor dat oude mannetje. Ik heb gewoonweg nog nooit aan iemand iets vertelt over zijn bestaan. Dat lijkt me nu eenmaal het veiligst. Want mochten mijn ouders te weten komen dat een oude man elke ochtend vanuit zijn woonst hun achttienjarige dochter staat te begluren, zou ik nooit meer het bos in mogen trekken. Dat zou het grootste verlies zijn, want ik hou van de natuur. Ik vind het heerlijk om te voelen hoe ik elke ochtend één wordt met de simpele dingen van het leven: het geruis van de wind, het gekwetter van de eendjes, de vochtige geur van dwarrelende blaadjes en een vroege herfstzon die op mijn huid brandt. Deze dagelijkse belevingen brengen me telkens naar een goed humeur, waardoor ik over het algemeen een heel vrolijk meisje ben. Ik heb leren genieten van de kleine dingen in het leven, die voor andere mensen normaal lijken te zijn.
Maar ik zie het anders.
Voor mij is het niet normaal dat de zon elke ochtend opkomt en elke avond weer ondergaat. Voor mij is het niet normaal dat het zonlicht zo'n fascinerende kleurenboog teweeg kan brengen door alleen maar in de juiste invalshoek op de bladeren te schijnen. Voor mij is het niet normaal dat de wind elke ochtend opnieuw voor verse zuurstof zorgt. Het is het werk van een grotere kracht, iets transcendent.
Iets dat ik nog steeds niet kan verklaren, maar waar ik wel enorm veel kracht weet uit te putten.
Maar op de ochtend van 10 oktober '16 loopt alles mis. De vogels zingen wel nog steeds hetzelfde lied, ik maak nog steeds dezelfde wandeling en Toska is nog steeds de vrolijke hond die naast mijn zijde loopt, maar de blauwe ogen komen niet piepen vanachter het raam. Verbaasd blijf ik aan de grond genageld staan en richt mijn blik op het lege raam. Veel kan ik niet zien, want de oude man heeft natuurlijk zijn gordijnen dichtgeschoven. Even borrelt er ongerustheid in me op. Wat als het mannetje uitgeschoven is en nu ligt dood te bloeden in zijn woning? Of hij niet uit zijn bed geraakt? Of zou hij eindelijk zijn huisje verlaten hebben, en net zoals ik van de wondermooie natuur aan het genieten zijn? Met oude mensen weet men maar nooit...
Dit zou wel eens de uitgerekende kans kunnen zijn om te achterhalen wie deze man werkelijk is. Of om te ontdekken waarom hij altijd zo mysterieus doet. In mijn gedachten bereid ik me al voor op gruwelijke taferelen, maar dat houdt mijn drang naar avontuur en de waarheid niet tegen. Voetje voor voetje schuifel ik in de richting van het houten deurtje. Mijn hart ramt tegen mijn ribben aan en ik verbied mezelf om te ademen, waardoor mijn longen pijnlijk beginnen te branden in mijn borstkas. De adrenaline raast tegen hoge snelheid doorheen mijn bloedvaten en zorgt ervoor dat mijn knieën knikken. In mijn hoofd is het rumoerig, want twee stemmetjes proberen op me in te spreken: de ene stem dwingt me om terug naar het pad te lopen en gewoon door te gaan met mijn wandeling, de andere smeekt me om te doen wat ik al zolang wil doen: de waarheid achterhalen.
Alles verloopt tot hiertoe uitstekend. Ik ben nog maar een drietal passen verwijderd van de deur. Mijn plannetje zou lukken en ik zou eindelijk te weten komen wat dit oudje ventje te verbergen heeft, tot ik bruusk overmeestert wordt. Een hand slaat zich voor mijn mond en een andere hand grijpt mijn lange, blonde lokken stevig beet. De man trekt mijn hoofd achterover door aan mijn haar te trekken, waardoor ik een kreet slaak van pijn. Deze wordt natuurlijk door niemand gehoord, omdat de hand op mijn mond mijn kreet smoort.
"Stop met schreeuwen", beveelt hij me zacht.
Zijn stem doet iets met me, en niet datgene wat ik dacht dat het teweeg zou brengen: angst. Integendeel: zijn stem klinkt zo wanhopig dat alle paniek plots van me afdruipt. Ik voel dat ik langzaam begin te ontspannen, helemaal tegen mijn wil in weliswaar. Zelfs Toska, die bruusk aan haar riem had staan trekken om mij te komen helpen, lijkt te kalmeren.
De hand van de man, die in mijn blonde haar vervlochten zat, glijdt langzaam over mijn ruggengraat naar mijn middel toe. Zijn handeling laat mijn huid tintelen. Ik voel de warmte van zijn vingertoppen doorheen de dunne stof van mijn witte hemd. Zijn arm om mijn middel geeft me een beschermend gevoel, en zijn warme adem die in mijn hals streelt ruikt alles behalve naar de cocktail van koffie en sigaren. Hij verspreidt een typische, heerlijke mannengeur –waarschijnlijk de geur van parfum- en zijn adem ruikt naar munt.
"Open de deur", zegt hij op gedempte toon.
Als een magneet wordt mijn hand aangetrokken door de deurklink. Ik hoor Toska vaag op de achtergrond grommen, alsof ze me vraagt wat ik van plan ben.
De deur gaat krakend open en een drukkende warmte waait me tegemoet. In de hoek van de vierkante ruimte zie ik de boosdoener van deze warmte: een klettert vuurtje in de open haard. Tot mijn grootste verbazing oogt de blokhut nog wel gezellig, en hangt er alles behalve de angstvallige sfeer van een oude man die hier zijn slachtoffers vermoord.
Verbaasd frons ik mijn voorhoofd. Ik wou dat ik mijn verbazing met woorden kon uitspreken, maar dat gaat nog steeds niet omwille van de warme hand die tegen mijn lippen drukt. Met zijn andere hand geeft de man een kneepje in mijn heupen: een teken dat ik vooruit moet bewegen. Gehoorzaam volg ik zijn bevel op, en stap zonder enige vorm van angst de blokhut in.
Vervolgens rukt hij de riem van Toska uit mijn handen, en hangt de lus rond een houten poot van een stoel. Hij doet alles zo keurig en zo vlotjes waardoor ik het vermoeden begin te krijgen dat hij dit alles al maanden aan het voorbereiden is. Maar op het moment dat de man Toska van me afpakt en haar vasthangt aan een stoel, slaan de stoppen bij mij door. Ik verzet me wild en probeer te ontsnappen, maar dat is verloren moeite.
Als reactie goot de man me bruusk tegen de houten muur aan. Reflexmatig legt hij zijn handen in mijn nek, en legt zijn duimen tegen mijn lippen. Zijn helderblauwe ogen snijden in mijn blauwe kijkers. Zijn gelaatstrekken staan gespannen. Zijn woorden klinken zacht.
"Ik doe je niets. Ik wil gewoon even wat gezelschap."
Langzaam begint het besef tot me door te dringen. De persoon die voor me staat is geen oude grijsaard met een donker verleden. Het is een erg knappe jongeman, met uitnodigende lippen en een gespierd lichaam. Hij straalt iets rustig en zacht uit, waardoor alle paniek weer eens uit mijn lichaam verdwijnt. Hij is eenzaam. Hij heeft niemand.
Maar hij wilt mij. Daarom ben ik hier. En nu.
Hij is anders dan ik verwacht had.
JE LEEST
Schrijfwedstrijd
Random*Vind jij schrijven en een beetje uitdaging leuk? Dan daag ik jou uit om mee te doen met mijn (eenmalige) schrijfwedstrijd! Zie het kopje: "Uitleg schrijven" voor meer informatie. *Hou jij meer van lezen dan van schrijven? Ook dan kan jij hier je pl...