Een plas op de grond

20 5 0
                                    

Ik word wakker. Mijn ogen plakken nog dicht van de slapers en mijn haar zit warrig. Ik kijk op mijn wekker. 4 uur. Het is nog donker buiten. Met het zweet van mijn voorhoofd afgevogen klim ik uit bed. De vloer kraakt. Mijn hoofd doet zeer en ik loop de badkamer binnen. "Allemachtig" fluister ik. Ik pak een aspirine en loop de gebogen trap af. Verward zoek ik naar een lichtknop. Na een paar minuten voelen lukt het hem te vinden. Al kreunend pak ik mijn jas. Een blokje om en wat frisse lucht zal me goed doen. Ik draai het slot om en loop het erf af richting het centrum wat ongeveer 10 minuutjes lopen is. Ik draai pijpenkrullen in mijn haar terwijl ik probeer de tegels op de stoep te tellen. 247 nu. In de brillenwinkel is niks meer te zien zoals in alle andere winkels ook het licht uit is. Behalve een. Bij de antiekwinkel op de hoek brand een vaag licht en de deur staat open. Mijn interesse is gewekt en langzaam maar zeker nader ik het lichtelijk afgetakelde gebouwtje. Het is niet veel. Een uithangbord hangt aan 2 scharnieren en waait zachtjes mee met de wind. Kaiser's antiekparadijs. "Dat deze zaak nog bestaat" mompel ik in mezelf. De deur staat inmiddels op een kiertje maar het licht is nog duidelijk te zien. Eigenlijk is duidelijk niet het juiste woord. Het is het compleet tegenovergestelde van duidelijk in principe. Mijn gedachten dwalen af en met een schok kom ik terug de werkelijkheid in. Ik hoorde iets. Het was onduidelijk en heel zacht maar het was er wel. Een kreet alsof een jong konijn uit het hol wordt gesleurd door een roofdier. En opeens alsof de genadeslag was toegediend was het weer stil. De deur kraakt niet als ik hem open doe. Gelukkig. Voorzichtig om elke hoek glurend voordat ik hem omga loop ik door het kleine etablissement. Lampen, kastjes, potjes en vazen. Van alles en nog wat. Maar niks staat op een rare plek of is kapot. Dan Misschien toch geen diefstal? Ik loop door. Ik zie de toonbank. Het hergebruikte hardhouten tafelblad stond op een stel moderne poten. De kassa is niet open. Deze inbraak wordt met elke hartslag die mijn hart maakt mysterieuzer. En niet op een goede manier zoals mysterieus tijdens halloween of een kinderfeestje met een speurtocht. Ik had hier nooit moeten komen. Ik had moeten gaan slapen. Geen geluid. Of toch wel? Een doffe klap. En...gemompel. Mijn hart staat stil. Mijn benen staan als aan de grond genageld en mijn armen kennen geen andere beweging meer dan trillen en mijn vingers krampen zonder dat ik het wil samen. Dus dit is hoe pure angst voelt. Alles slaat op tilt. 3 minuten verder kan ik weer fatsoenlijk nadenken. Ik luister nog eens. Niks. Het is weer even stil als dat het 3 minuten hiervoor was. Mijn stappen klinken niet. Mijn bewegingen zijn zo langzaam als het maar kan zodat niet mij kan opmerken, is wat ik hoop. Achter de toonbank zie ik een luik zitten. Het staat half open. Mijn nieuwsgierigheid krijgt nu toch de overhand en ik besluit op mijn knieën te gaan zitten om zo beter te kunnen horen. Behalve het zachte getik van de regendruppels op de ruiten en het dak hoor ik weinig. Veel mensen zouden nu weg zijn gegaan en de politie hebben gebeld. Ik besluit het niet te doen. Mijn gevoel voor avontuur en mijn nieuwsgierigheid zorgen ervoor dat mijn gezicht tintelt op dezelfde manier als je handen doen op een koude winterdag zonder wanten. Het bloed vloeit door mijn aderen met enorme snelheden en enorme hoeveelheden adrenaline komen aan in mijn hoofd. Ik sta strak van de spanning, maar ik voel me geweldig. Het luik kraakt niet als ik het zo langzaam mogelijk nog verder naar boven doe. "Nog een klein stukje" denk ik bij mezelf. Stukje voor stukje gaat het luik verder open. Er is bijna een duidelijk zicht naar de onderkant van de cilindervormige tunnel, waarin tevens ook een ladder zit. Bijna is het luik helemaal open. Ik hoor opeens een klap alsof de bliksem insloeg en laat uit paniek het handvat van het luik los. Nog een klap en een echo. Dan enkele seconden later heel erg in de verte een geluid van metaal dat schraapt over de vloer en een laatste maar doffe klap. Ik sta nogmaals verstijft. Maar dit keer beleef ik er geen prettig gevoel aan. Het bloed wat zojuist met de snelheid van het licht door me heen leek te stromen lijkt nu te zijn gestold net als dat je je vingers in vloeibare wax doopt en vervolgens het laat stollen op het puntje van je pink. Opnieuw omgeven door een wolk van angst maar er is een nieuw iets bijgekomen. Paniek. Ik kruip in elkaar van onwetendheid en kijk om me heen om te kunnen kijken waar dit geluid vandaan was gekomen. Dan zie ik dat de deur dicht is. Tuurlijk. Dat veroorzaakte het. Van binnen moet ik een beetje lachen om de situatie. Geschrokken van de wind en een deur. Veel pathetischer kan het niet worden. Ik sta op, zit nog steeds even aan de rand van het luik en besloot daarna met volle hoop en bewapend met een kandelaar, die ik van de toonbank heb "geleend", af te dalen in het donkere hol. Trede voor trede kom ik dichter bij en uiteindelijk voel ik de stevige betonnen grond onder mijn voeten. Ik sta even stil om mijn ogen te laten wennen aan het donker. Naarmate ik langer stil sta komt de wereld rondom me tot leven. Ik zie een kleine ruimte met allemaal schilderijen, klokken, beelden en vooral een heleboel stof. Het ziet er uit als een van de boekenkasten in het lokaal van mevrouw den Bommel. Eigenlijk is het even stoffig als mevrouw den Bommel zelf maar laten we het houden op boekenkasten. Rechts van me hangen een aantal schilderijen van verschillende groten en stijlen op. Als ik het me goed herinner is het meest rechtse schilderij een impressionistisch schilderij en daarnaast een expressionistisch schilderij. Afgezien van een heleboel verwarrende en kleurrijke schilderijen zitten er ook hele mooie rustgevende stukken tussen. Eentje met een eend en haar kroost die door het riet heen gluren. Een portret van een familie in de gouden eeuw van Nederland waarbij de kinderen over de vloer heen denderen, de vader een pijp rookt en de moeder kleding wast terwijl de hond eten van het bord vreet dat op tafel staat. Een grappig tafereel op het eerste gezicht. Ik loop verder de slecht verlichte kamer in. Afgezien van een enkel raampje waardoor wat maanlicht naar binnen komt is er geen lichtbron die de ruimte illumineert. Stof dwarrelt op als ik al sloffend door de smalle paadjes beweeg. Aan het eind van de nauwe corridor zie ik een omtrek van wat lijkt op een fauteuils. Eenmaal dichterbij merk ik op dat er een oud smerig deken over ligt. Ik neem een stap maar struikel over een riggel en probeer me in paniek vast te houden om zo uit mijn momentum te ontsnappen maar grijp daarbij het laken vast en trek het mee mijn ondergang tegemoet. Eenmaal op de vloer werp ik het delen van me af en wrijf in mijn ogen met mijn handen. Mijn handen zitten onder een kleverige vloeistof maar ik kan niet goed zien wat het is. Nadat ik tot rust ben gekomen merk ik dat het bloed is. Geschrokken kijk ik op naar de stoel.  Een stoel met een silhouet erin. Het silhouet van een jongen.

StomWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu