|| Hoofdstuk 2 ||

42 6 2
                                    

Mijn hele lichaam staat te trillen. Ik heb geen zin in de boete. Vooral omdat we dan van die strakke, zwarte pakken aanmoeten. En alle meisjes moeten van die lange witte jurken aan. Het zijn van die jurken die mensen vroeger droegen toen ze gingen trouwen. En onze pakken zijn van die nette pakken met van die dingen om je nek die ze stropdassen noemen. Het zijn van die hele oude kleren, die nu niemand draagt. Ik loop zo voor gek met die stropdas.
Zelfs de spiegel lijkt het niet met mijn outfit eens te zijn. Ik bedoel maar, als ik alleen maar zie hoe de spiegel me toont, dan kan ik gewoon zien dat de spiegel daar niet blij mee is. En het ergste is nog, dat als ik naar mezelf kijk, dat ik serieus medelijden krijg met de spiegel.
Ik grijns bij de gedachte hoeveel een spiegel per dag te verduren krijgt, en vraag me af hoe het zou zijn om een spiegel te zijn. Elke dag op iedereen toekijken, nooit hoeven te slapen, en je niet hoeven aan te melden voor de Hongerspelen, hoe oud je ook bent. Het lijkt me best een prima leven, nu ik er zo over nadenk. Behalve dan dat je iedereen moet tonen zoals hij is, en er altijd naar moet kijken. Je mag nooit eens iemand pranken door hem of haar er compleet anders uit te laten zien. Eigenlijk lijkt het me best saai. Misschien is het leven als jongen toch beter. Er zitten flink wat nadelen aan, zoals dit soort pakken aan moeten doen, en de Hongerspelen, maar het leven als jongen is waarschijnlijk iets -hoe zeg je dat- gevarieerder.

Een geklop laat me opschrikken uit mijn gedachten. "Luc? Kom je? Ze wachten op je." klinkt de stem van Benjamin.

"Oh ja... ik kom er aan." antwoord ik afwezig. Eigenlijk ben ik al lang omgekleed, maar ik doe expres extra lang over het naar de deur lopen omdat ik niet naar de boete wil. Hij is onontkoombaar, maar uitstel kan. En van uitstel komt afstel, niet?

Oké, misschien niet altijd.

Onderweg naar de boete klem ik mijn tanden op elkaar en probeer ik te glimlachen. De kans is ongelooflijk klein dat ik het niet wordt. Dus ik Ik moet me voorbereiden. Ik kan dit. Het gaat me lukken. Ik ga winnen.

Het probleem is alleen dat ik niet kan winnen. Waarom niet? Omdat de kans dat ik de eerste dag ga overleven miniem is, en die van winnen nog kleiner. Waarschijnlijk ga ik al dood voor ik weet wie er gevaarlijk is en wie niet.
"Hi Luc." hoor ik dan iemand zeggen.
Ik draai me om. Achter me staat een glimlachende Amine. Amine is het mooiste meisje van de wereld, en ze is mijn vriendin. Ze heeft mooi, glanzend bruin haar en bruingroene ogen met gouden spikkeltjes erin die glinsteren als ik naar haar kijk.
"H-hoi Amine." stamel ik. Ik voel me alsof ik een hittegolf van binnen krijg, en staar haar aan alsof ik gek ben. Als ze tegen me praat kan ik ook nooit normaal doen.
Amine glimlacht. "Je keek alsof je een heel groot probleem hebt. Wat is er aan de hand?"
Oh gosh. Nu heb ik een probleem. Amine is veel te beschermend, en als ik haar vertel dat ik naar de Hongerspelen ga, dan valt ze flauw of gaat ze in mijn plaats. En ik wil dat geen van beiden gebeurd.
"Er is niks." lieg ik. Ze mag niet naar de spelen. Dat mag niet van mij.
"Zeker?" Amine's glimlach is moeilijk te weerstaan. Maar het lukt me om weg te kijken en te antwoorden: "Het gaat goed, Amine. Er is niks aan de hand."
En dan realiseer ik me dat ik nog beschermender ben naar haar dan zij naar mij is. Ik heb tegen haar gelogen om haar te beschermen tegen het flauwvallen, tegen de Hongerspelen, tegen de angsten die ze daar misschien in de arena zal uitstaan. Maar het hoefde niet te gebeuren. Misschien had ze me alleen maar heel serieus aangekeken, me een kus gegeven, en me laten beloven dat ik terug zou komen. En ik zou het gedaan hebben. En dan zou ik nooit meer terug komen.

Maar nu heb ik nog iets veel ergers gedaan. Ik heb haar verteld dat er niks aan de hand is, maar straks zal ze weten dat ik naar de Spelen ga. En ze zal ook weten dat ik nooit meer terug kom.
Ik ben veel te beschermend naar haar. Maar wat moet ik anders? Haar laten stikken?

Ik zoek de ingang van het plein, die ik snel gevonden heb. Bij de ingang staat een man met een enorm pakket papier en een prikje. "Naam?" vraagt hij ongeïnteresseerd. "Rex Lukas Cunner. 16 jaar. " antwoord ik. De man kijkt me glazig aan, en duwt dan de spuit in mijn vinger. "Loop maar door. Vak 5 van de jongens. Rechtdoor, helemaal aan vooraan bij het podium. Je vindt het wel."
Met een zucht begin ik te lopen. "Wacht." roept de man dan. Ik loop terug en ga voor hem staan. "Jij bent al binnen. Ik kan het zien aan je naamvakje."
Ik kijk hem aan. "Ehm... wat?"
"Je bent al binnen, knul. Of ben ik nu gek?"

Even denk ik na. "Mag ik de vakjes van Benjamin Singlewind en Oliver Amberforge zien?" vraag ik dan.
De man bromt wat onverstaanbaars en laat me de vakjes zien. Zoals ik al had verwacht, is het vakje van Benjamin Singlewind leeg.
Het duurt een tijdje dat ik heb uitgelegd aan de man, maar uiteindelijk mag ik toch naar binnen. Ik hoop vurig dat ik Benjamin hiermee niet in de problemen heb gebracht.

Als ik in het vak van de 16-jarige jongens sta, hoor ik vrijwel meteen een stem. "Dames en heren, welkom bij de vijfentwintigste Hongerspelen, welkom bij de eerste Kwartskwelling aller tijden!"
Het is de escorte van District 6, Lavenne Roseberry. Ze is altijd overenthousiast over alles en iedereen.
Ze ziet er minder erg uit dan vorig jaar. Lavenne komt uit het Capitool, waar ze van die vreemde trends hebben. Haar huid is zachtroze geverfd en in haar armen zijn juwelen geïmplanteerd. Haar haar is blauw, en het is opgestoken in een grote knot. Voor iemand uit het Capitool is het niet zo erg. Ik bedoel, haar kleding ziet er tenminste nog een beetje normaal uit. De meeste mensen uit het Capitool dragen van die lelijke kleding met zoveel mogelijk lelijke frutsels en strikjes.
"En, dames en heren, hebben we er zin in?"
District 6 is geweldig. Niemand zegt iets. De stem van een klein jongetje galmt over het plein. "Nee!"
En het ergste is nog dat Lavenne glimlacht. "Wat jammer nou." zegt ze, maar er klinkt geen sprankje teleurstelling in haar woorden. "Nou ja, dan gaan we maar door naar het... stemmen!"
Iedereen wordt in rijen ingedeeld. Kinderen onder de 12 mogen niet stemmen. Er zijn enorm veel rijen: 12 tot 14, 15 tot 17, 18 tot 20... ga zo maar door.
Ik ga achter Amine in de rij van 15 tot 17 staan. Het duurt een eeuwigheid voor we eindelijk aan de beurt zijn, maar op een gegeven moment moeten we toch. "Dames eerst." glimlach ik, terwijl ik Amine het loket induw.
Zonder dat ze het doorheeft kijk ik over haar schouder mee naar het biljet dat ze invult. Het is een vrij klein stembiljet, met veel witruimte. Bovenaan staat met grote dikke letters geschreven: 'STEMBILJET'. Daaronder staat: 'Naam stemmer (optioneel):'. Ze kijkt er naar, en laat het leeg.

Helemaal onderaan het stembiljet zie ik staan: 'Ik wil als tribuut (verplicht):'

Ik verroer me niet als Amine de pen oppakt, en er met grote sierlijke letters 'Rex Lukas Cunner' achter schrijft.  

Orphan || De Vijfentwintigste HongerspelenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu