1.4

50 13 2
                                    

Die nacht slaap ik onrustig. Door mijn pols ligt geen enkele houding lekker en het gelukzalige gevoel van de kus van Flynn heb ik niet lang vast kunnen houden. In plaats daarvan knaagt er een ander gevoel aan me. Het beeld van een ineengedoken Flynn die naar de horizon tuurt krijg ik maar niet uit mijn hoofd. Het lijkt wel alsof hij al die tijd iets achterhoudt. Zijn vraag om met hem weg te gaan maakt het allemaal nog verwarrender. Flynn leek opeens zo wanhopig. Alsof wat het ook is dat hij achterhoudt, zo veel van hem vraagt dat hij ervoor wil vluchten. Ik druk mijn hoofd in mijn kussen. Dit kan niet waar zijn, denk ik bij mezelf, ik zie allemaal dingen die er helemaal niet zijn. Morgen ga ik gewoon weer naar Flynn en ik zal zien dat er niks aan de hand is.

Midden in de nacht zit ik opeens rechtop in mijn bed. De wind huilt dramatisch aan de andere kant van de muren. Ik ben buiten adem en mijn ogen zijn opengesperd. Ik probeer mijzelf ervan te overtuigen dat het maar een droom was en dat ik thuis in mijn bed ben. Na een paar minuten is mijn hartslag weer onder controle. Het is lastig om mijn droom weer terug te halen. Het enige wat ik me nog herinner is het beeld van Flynn die midden in de nacht over een woeste zee vaarde. Op zijn rug had hij een grote rugzak en hij moest moeite doen om de boot vooruit te krijgen. Hij merkte in de verte iets op en begon harder te roeien. Daar stopte de droom, of wat ik me ervan herinner. Maar hoe meer ik mezelf ervan probeer te overtuigen dat het maar een droom was, hoe extremer het gevoel wordt dat er iets niet klopt. Alweer neemt mijn verbeelding de overhand en ik begin te denken dat het helemaal geen droom was. Het leek zo levensecht dat ik me moeilijk kan voorstellen dat mijn eigen onderbewustzijn dit heeft verzonnen. Stel dat Flynn op dit moment echt op een boot zit met een rugzak vol spullen? Ik kan er maar op één manier achter komen. Zonder mezelf de mogelijkheid te geven om nog te twijfelen spring ik uit mijn bed. Ik probeer helder te blijven nadenken en onderweg naar beneden stop ik nog gauw wat belangrijke spullen in een tas. Je weet maar nooit…

Even later loop ik op het bekende pad richting het strand. Het huis uit komen was niet moeilijk. Mijn moeder had zich gisteravond toch overgegeven aan de drang om naar de fles te grijpen, dus ze lag haar roes uit te slapen op de bank en zal voor morgenmiddag niet wakker worden. Mijn droom bleek in ieder geval niet te liegen over het weer. Het waait zo hard dat het lijkt alsof de bomen moeite moeten doen om met hun wortels in de grond te blijven staan. Mijn hoofd is in een heftige tweestrijd verwikkeld. Mijn gezonde verstand probeert me duidelijk te maken dat het maar een droom was en dat ik dingen zie die er niet zijn, maar diep vanbinnen heb ik er toch een naar gevoel over. Kom op Vicky, spreek ik mezelf toe, je zal straks zien dat Flynn gewoon in zijn boomhut ligt te slapen. Hoewel ik stevig doorstap, lijkt de weg naar het strand akelig lang te duren. Na wat voelt als een eeuwigheid komt de boomhut eindelijk in zicht. Ik voel mijn maag samentrekken van spanning. Ik stop voor de boom en tuur omhoog. Natuurlijk valt daar nu niks te zien, als Flynn daar is ligt hij vast te slapen. Maar ergens in mijn achterhoofd zeurt er toch een stemmetje dat er iets niet klopt. ‘Flynn?’ roep ik zacht. Alsjeblieft, wees daar… Er komt nog geen reactie. ‘Flynn?’ probeer ik nog een keer, nu luider. Op het huilen van de wind na blijft het bos zwijgen. Langzaam breidt een onbehagelijk gevoel zich binnen in mij uit. Ik sta net op het punt om naar boven te klimmen als de pijn in mijn pols in een flits weer terugkomt. Ik vloek zachtjes. Besluiteloos zak ik neer op de grond. Nu weet ik nog niet of Flynn daar boven is. Ik zucht en leun met mijn hoofd tegen de ruwe stam. Al snel voel ik iets kriebelen tussen mijn haar en met een ruk schiet mijn gezonde hand uit om, wat het ook is dat mij plaagt, een lesje te leren. Maar in plaats van een takje of beestje, voel ik iets heel anders boven mijn hoofd. Ik spring op en buig me over de plek waar net mijn hoofd zat. Daar, in een kleine holte in de dikke stam, zit een opgerold stukje papier. Mijn adem stokt in mijn keel. Ik pak het voorzichtig uit het holletje. Met trillende vingers strijk ik het papier glad totdat de tekst zichtbaar is. Het is duidelijk haastig geschreven want de in het papier gekraste hanenpoten zijn moeilijk te ontcijferen. Maar na een aantal keren opnieuw lezen vindt de tekst een plekje in mijn hoofd.

Lieve Vicky,

Ja, ik ben weggegaan. Je wilt het vast niet geloven, maar ik doe dit voor jou.

Het is beter als je niet meer met mij omgaat.

Liefs,

Flynn

Boodschappers van de liefdeWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu