Met mevrouw Devaux en Germaine voorop en Penelope en Amélie achteraan liepen ze met z'n vieren in een stevige tred naar ieders bestemming.
Claire bespeurde bij alle drie de meiden een bepaalde nerveusheid wat haar deed glimlachen. Ze kon zich het moment dat zij hier voor het eerst kwam te werken nog goed herinneren. Zij was net zo zenuwachtig geweest als de meiden nu waren, maar al snel was ze er achtergekomen dat ze het niet beter had kunnen treffen. Meneer en mevrouw Enguerre zorgen goed voor hun personeel. Voornamelijk mevrouw Enguerre, die van oorsprong niet uit de adellijke kringen kwam, vond het welzijn van het personeel zeer belangrijk.
Mevrouw Enguerre had haar zelf verteld wat voor akelige ervaringen ze had opgedaan bij verschillende rijke families die hun personeel net zoals dieren behandelde, alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Gehoorzaamde je niet of stribbelde je tegen, dan wist je zeker dat je daar geen lichte straf voor kreeg.
De rillingen liepen bij Claire over haar rug aan de herinnering van het gesprek met mevrouw Enguerre, waarbij er bij mevrouw Enguerre constant tranen over haar wangen hadden gelopen.
Claire schudde de herinnering van haar af zodra ze bij de eerste kamer kwamen waar ze Amélie zouden afleveren. Ze opende de deur en knikte naar Amélie, die twijfelend naar voren stapte.
Amélies hele lichaam stond strak gespannen van de zenuwen die zich nu toch wel in haar lichaam hadden opgebouwd. Zou ze het goed doen? Was ze wel een goede bijdrage aan dit team? Zou het wel een leuk team zijn? Allemaal vragen verschenen uit het niets en kwamen allemaal tot een stop zodra Amélie in de deuropening stapte.
Acht paar vrouwenogen en twee paar mannenogen keken Amélie nieuwsgierig aan, eerst ieder in hun opnemend wat voor persoon door de deur kwam. Daarna kwamen ze ineens allemaal in actie, alsof een portretschilderij ineens tot leven kwam.
Ze discussieerden allemaal door elkaar heen waarbij ze stuk voor stuk zeer expressieve handgebaren gebruikten om hun standpunt duidelijker te benadrukken. Slechts één kwam naar Amélie toe en glimlachte vriendelijk naar haar.
'Je zult vast vergeten zijn hoe we allemaal heten,' zei het meisje, nog steeds geruststellend glimlachend. 'Dat geeft helemaal niks. Ik zal me voorstellen. Adalene, aangenaam.'
Adalene had mooi blond haar dat strak achterover was gekamd en hoog op haar achterhoofd was vastgebonden met een donkerblauwe lint, dat keurig paste bij de werkkleding die ze aanhad. Dat hetzelfde was als wat Amélie nu droeg, constateerde Amélie meteen.
Adalene nam Amélie bij haar arm vast en begeleidde haar naar de groep die nog steeds druk aan het discussiëren was. Alsof ze net niet kort waren onderbroken. Zo gepassioneerd waren ze bezig met hun werk. Amélie vond het verbazingwekkend om te zien aangezien het normaal was dat velen hun werk verplicht deden. Verplicht betekende vaak dat de mensen hun werk haast levenloos uitvoerden, omdat ze het eigenlijk niet leuk vonden om te doen, maar het moest omdat ze wel brood op de plank nodig hadden. Het schouwspel dat zich voor haar afspeelde was compleet het tegenovergestelde daarvan. Iedereen leek oprecht vrolijk, maar serieus hun werk uit te voeren. Het was amusant om naar te kijken.
Ook Adalene had zich weer in de discussies verwikkeld, merkte Amélie op. Dat betekende dat ze zich zelf maar moest zien te redden. Het meisje rechts van haar was druk in gesprek met de jongen tegenover haar stond. Amélie ving flarden van het gesprek op. Het ging volgens haar over de versieringen in de hal. Over de kaarsen, om specifiek te zijn. Wat voor soort, hoelang en waar ze zouden worden geplaatst.
'Ja, maar dat gebeurd in ieder geval wel,' zei het meisje,' kaarsen druipen nu eenmaal, daar is niets aan te doen. Het enige wat daar aan kan worden gedaan is een groter schaaltje onder de kaarsen plaatsen.'
JE LEEST
Amélie
Historical FictionAmélie is een gewoon meisje dat op het platteland leeft. Ze is enig kind en woont en werkt op de wijngaard van haar ouders. Dan krijgt ze een brief om te werken in het prachtige villa van de rijke familie Enguerre. En laat die familie nu net een hel...