Capítulo quatro

320 8 0
                                    

Pov - nu nog - onbekend.

Ik pak mijn telefoon er weer bij. 2 nieuwe berichten. Ik open mijn WhatsApp, 2 foto's van haar en grijns. Ik zet mijn telefoon uit,  prop m in mijn broekzak, als ik hoor dat we er uit kunnen. Dit gaat geweldig worde-. Mijn gedachtes worden onderbroken door haar. Ze schreeuwt weer iets in de taal die ik niet begrijp en lacht gemeen met een twinkeling in haar ogen. Prachtig. Alleen ik moet snel door voordat mijn plan niet goed uitloopt. Ik grom naar haar. Ze schrikt en rent snel de trap het vliegtuig weer uit. Ze rent weg, waarschijnlijk naar haar familie. Ik loop naar mijn beste vriend. Ik klop op z'n schouder, want daar irriteert hij zich heel erg aan. Geïrriteerd kijkt hij mij aan. "Fuck up" mompelt hij. Ik grijns kwaadaardig.  "Je weet dat ik je zo uit mijn gang kan gooien," ik ben niet serieus, ik zou dat nooit doen maar ik bluf niet, ik kan het en als die te ver gaat... dan moet ik hem er wel uittrappen. En ik zal je zeggen dat je hier niet levend uit gaat komen. Hij zucht en draait zich weer om. Ik speur met mijn ogen het hier af. En vind haar ogen al snel. Ik glimlach naar haar als we een tijdje naar elkaar staren. Ze haalt haar blik van me af en ik kan vanaf hier gewoon zien dat ze bloost.

Ik loop met een groepje van mijn leden het vliegveld in, niet dat ik bewaking nodig heb. En loop naar de band, waar alle koffers het vliegtuig uitkomen, niet dat ik hier mijn koffers moet ophalen. Want kijk met mijn geld, wapens en dreigementen hoef je je niet overal te controleren. Ik kom hier alleen om haar nog te zien. Ik zie haar lachen naar haar zus en haar middelvinger op steken. Ik zie haar mijn kant op lopen. Ze kijkt op haar telefoon en let totaal niet. En bam! Ze loopt tegen me aan. Ik grinnik zacht. Ze loopt al gelijk in mijn armen. "Het spijt me" zeg ik grijnzend. Ze kijkt nog even naar haar telefoon en staat dan op. Ze kijkt me aan. Ze mompelt wat. Eerst kijk ik verbaast. Maar lach snel. Ze lacht ook. Oké Juan rustig houden, zeg ik tegen mezelf. Ze bloost als ze merkt dat ze mij lang heeft zitten aankijken en loopt weg. Ik voel me een stuk vrolijker dan eerst.

Nog voordat ik van het vliegveld af ben komen zijn ze er al, die verdomde paparazzi. Een van de interviewers probeert iets tegen me te zeggen maar ik negeer haar en versnel mijn pas. Renend probeert ze me bij te houden, probeert. Ik stap in een auto, mijn auto, mijn geblindeerde Range Rover. Mijn beste vriend stapt in de bij rijdersstoel en nog twee van mijn mensen plaatsen zichzelf achterin. De rest gaat via een andere route en via een andere auto.

Ik heb het gevoel dat we worden achtervolgd. Ik zucht gefrustreerd. "Wat is er" vraagt Ace, mijn beste vriend. "Volgens mij worden we achtervolgd," ik hoor dat de mannen achterin hun wapens laden. Ik draai van de weg af. De auto rijd ons weer achterna, hun ramen zijn ook geblindeerd dus ik kan niks zien. "Kennen jullie die auto" vraag ik aan niemand in het algemeen, maar toch allemaal. Ze schudden allemaal hun hoofd. Ik rijd een onverharde weg op. Ze rijden nog steeds achter ons. Ik ga sneller rijden. Ze rijden ook harder. "Oké ze achtervolgen ons echt". De mannen kijken allemaal op en knikken terug. Ze hebben het begrepen. Ze open de ramen. Ze gaan goed zitten, half uit het raam. En beginnen te schieten. De ene richt op de banden en de ander op de bestuurder. Verrassend genoeg schieten ze niet terug, ze hebben dus geen wapens. Mijn blik veranderd, het word krankzinniger. Raak! De auto valt half in het kleine riviertje langs deze weg. Ik stop de auto. Ik open het dashboard en pak mijn pistool. Langzaam loop ik op de andere auto af. De jongens hebben begrepen dat ze me dit af moeten laten. Ik hoor ze al gillen. Ik grijns. Ik loop dichterbij en hoor de smeekgebeden al. Ik schiet ze allemaal door het hoofd. Scheelt kogels. En loop weer terug. Ik laat de mannen die achterin zaten hier achter en rijd weg.

The MaffiabossWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu