Hoofdstuk 14

49 5 0
                                    

Hoofdstuk 14

Ik zit in een kamer, wachtend op moustafa. Na een tijdje komt hij de kamer binnen en gaat tegenover mij zitten. Hij kijkt met een verdrietig gezicht mij aan. Hij begint met praten: "Mo, je broertje ligt in ziekenhuis". Ik schrok zo erg dat ik niks kon zeggen. Moustafa ging verder: "hij heeft darmkanker...". Ik viel ter plekke flauw. Toen ik weer wakker werd lag ik op mijn bed. Moustafa zat op een stoel naast me. Hij zei: "ik heb nog meer snel nieuws maar, ik weet niet of je dat er nu wel bij kan hebben". Ik moets het weten dus, ik pakte de arm van moustafa stevig vast en zei: "zeg het!" Mousafa zei: "ik heb net een telefoontje gehad, je broertje is overleden". Ik rende naar de badkamer omdat ik moest overgeven. Moustafa was nog niet klaar en zei: "en..." Ik dacht: "nee, niet nog meer". Moustafa ging verder en zei:" je vader is in het ziekenhuis opgenomen met een steekwond doordat..." Ik zei:"nee, stop! Ik wil het niet horen". Ik ging huilend op bed liggen. Om alles nog even erger te maken zei Moustafa: "morgen begint de training om zeven uur". Toen liep hij de kamer uit. Ik lag nog uren op bed te huilen. Toen pakte ik een potje dat in het raamkozijn stond en gooide dat kapot tegen de muur, sloeg een paar keer in mijn kussen en viel toen uitgeput op bed. Ik dacht over alles na maar, vooral over of ik nog wel de olympische spelen wilden doen na dit. Toen dacht ik aan mijn moeder. Ik moest wel meedoen ik kon haar niet laten vermoorden. Dit was een keerpunt.

Tegen mijn zin!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu