Proloog 2

45 3 0
                                    

Hij had haar nog nooit zo gezien. Ze was prachtig. Niet dat dat nieuw was, maar dit was het soort prachtig wat iemand uitstraalt die intens gelukkig is, iemand zonder zorgen.

Ze stond voor hem, naakt. Hij kon haar net niet aanraken, maar dat hoefde ook niet.

Ze stonden op het water, tegenover elkaar, in stilte. Hij voelde haar warmte, haar liefde en zorgzaamheid.

‘Je hebt mij geleerd weer lief te hebben.’ Zei ze, haar stem zacht als fluweel.

‘Je bent er bijzonder goed in.’ Fluisterde hij, bijna gepassioneerd. Hij kon zichzelf niet tegen houden, hij wou het weten. Ze had het hem nooit met die woorden verteld. ‘Houd je van mij?’

‘Tuurlijk houd ik van je.’ Ze glimlachte, haar groene ogen straalden. ‘Ik zou niet eens kunnen verwoorden hoeveel.’

‘Probeer het eens.’ Hij stak een hand uit, maar liet hem weer zakken. Hij wou haar niet uit haar geluk halen, haar niet weer terugbrengen naar haar beschadigde zelf.

‘Ik zou het je laten zien.’ Fluisterde ze.

Ze sloot haar ogen, strekte haar armen naar beidde zijden uit en viel achterover. Ze viel met haar rug in het water en golven doemden op uit de verte. Het oneindige water sloot haar lichaam in, verzwolg haar en trok haar dieper, verder van hem vandaan.

Hij kon zich niet bewegen, kon niet praten, niks zeggen en niks denken.

Het laatste wat hij zag was haar lach.

En ze verdween.

SMOKEWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu