Hoofdstuk 1

305 7 4
                                    

Ik word wakker van een kriebelend gevoel aan mijn oor. Als ik mijn ogen open doe, word ik verblind door een fel licht. Is dit de hemel? vraag ik me af.

Opeens moet ik niezen. Waarom ruikt de hemel zo naar hooi?

Voorzichtig kom ik overeind en kijk om me heen. Overal om me heen ligt hooi, dat ritmisch op en neer schokt. Nieuwsgierig kijk ik over de houten rand die het hooi bij elkaar houdt en zie de grond langzaam voorbij gaan onder de houten wielen van de kar. Een kar? denk ik. Ben ik dan toch niet in de hemel?

Op de bok van de kar zit een oudere man en een jongen van een jaar of achttien. Ik vraag me af waar ze me naar toe brengen. Aan het landschap te zien, zijn we overduidelijk niet meer in Utrecht.

Ik schraap mijn keel lichtjes. "Neem me niet kwalijk," zeg ik, "maar wie zijn jullie?" Mijn stem voelt rauw in mijn keel, zo'n gevoel dat je hebt als je 's ochtends wakker wordt van de wekker als je naar school moet en het is pas zes uur.

Blijkbaar ben ik wel goed hoorbaar, want de jongen en de man kijken verrast om. "Ha," zegt de man, "je bent eindelijk wakker geworden. Michael, mijn zoon, ga eens bij het meisje kijken."

De jongen, die blijkbaar Michael heet, klimt van de bok af en ploft naast me neer in het hooi. "Hallo," zegt Michael, terwijl hij zijn hand naar me uitsteekt. "Mijn naam is Michael."

Ik schud beleefd zijn hand en kijk dan op om antwoord te geven, maar plotseling valt mijn mond open van verbazing. "Link?!" roep ik verbaasd uit.

Link - of Michael - kijkt me verward aan. "Wie is Link?" vraagt hij.

"Eh... jij, dacht ik," antwoord ik onzeker.

"Nee, ik ben Michael. Misschien lijkt die vriend van je - Link - wel op mij, maar ik ben toch echt Michael en niet Link."

"Hij is mijn vriend niet," zeg ik.

"O," zegt Michael, "maar wie is Link dan wel?"

"Een youtuber," antwoord ik.

"Joetoeber??"

Ik geef hem een geschokte blik. "Heb je nog nooit van YouTube gehoord?"

Hij schud zijn hoofd.

"Heb je wel een computer?" vraag ik.

"Wat is een komjoeter?"

Ik trek mijn wenkbrauwen op. "In welke eeuw leef jij?" zeg ik sarcastisch.

"In de vijftiende," antwoordt Michael zelfverzekerd.

Ik rol met mijn ogen. "Ik maakte een grapje - wacht wat?" Verward kijk ik naar hem op. "Zei je nou dat het de vijftiende eeuw is?" vraag ik.

Michael knikt. "1463 om precies te zijn."

Ik laat me op mijn rug in het hooi vallen en sluit mijn ogen. "Dit moet een grap zijn," fluister ik.

"Nee, het is geen grap," antwoordt Michael serieus, hoewel ik het niet aan hem vroeg. "Alleen Denijs maakt grappen."

"Wat is Denijs?"

"Wie," corrigeert hij me. "Denijs is de nar van koning Heinrich. Daar zijn we overigens naar op weg, naar koning Heinrichs kasteel."

"Hoe kom ik hier eigenlijk?" vraag ik nieuwsgierig.

"Mijn vader en ik vonden je twee dagen geleden bewusteloos aan de kant van de weg. We wisten niet waar je vandaan komt en we konden je niet zomaar laten liggen, dus besloten we je mee te nemen."

How I Ended Up Here // Jeremy FrieserWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu