Hoofdstuk 4

152 6 0
                                    

Wanneer ik de zaal binnen loop, zijn alle blikken meteen gericht op mij. In het midden van de kamer staat een lange, houten tafel waar aan de koning en zijn zoons en nog een aantal mensen zitten.

Ik kijk nerveus naar de grond en als ik weer op kijk, zie ik dat de koning gebaart dat ik op een stoel tegenover hem mag komen zitten. Met een zenuwachtig gevoel in mijn buik, schuifel ik dichterbij en ga zitten.

Op de tafel voor me staan een aantal grote, zilveren schalen, met allerlei soorten brood erop. Het ziet er erg smakelijk uit, maar ik durf er niet van te pakken omdat ik bang ben een verkeerde indruk te maken.

Wie weet wat voor straffen ze hier wel niet kunnen hebben? En dat is niet overdreven, want, hé, dit speelt zich wel af in de middeleeuwen, hè?

Hoe dan ook, ik staar zenuwachtig naar mijn handen, in afwachting van wat de koning zal gaan zeggen. Tot mijn verbazing zegt niemand iets en besluit ik uiteindelijk toch maar op te kijken. De koning kijkt me glimlachend aan. "Je hoeft jezelf niet te martelen door geen van deze lekkernijen tot je te nemen, Hanna. Neem er gerust van," zegt hij vriendelijk.

Ik knik dankbaar en pak onzeker een bladerdeeg hapje van de schaal en leg het op mijn bord, dat ook van zilver gemaakt is. Wanneer ik weer opkijk, zie ik dat iedereen me afwachtend aankijkt. Zenuwachtig kijk ik om me heen, bang dat ik iets fout heb gedaan.

Dan hoor ik iemand grinniken, ik kijk om me heen en zie iemand zitten die sprekend op het broertje van Jeremy Frieser lijkt. Ik realiseer me dat hij waarschijnlijk Everardus is. "Je mag best iets zeggen hoor," zegt hij lachend. "Waarom vertel je ons niet iets over jezelf?"

"O, oké," zeg ik. "Er valt alleen niet zo veel te vertellen, want ik kan me niet zo veel herinneren over mezelf." Ik besluit er maar over te liegen, want hoe leg je iemand die ongeveer 500 jaar eerder leefde, uit dat je uit de toekomst komt?

Everardus kijkt me vragend aan. "Dus je weet helemaal niks over je verleden of over je familie?"

Ik schud mijn hoofd. "Alles is weg."

"Wauw, dat moet vast vreselijk voelen," zegt Everardus. Even kijkt hij me meelevend aan, maar dan schraapt zijn broer, Jordanus, aka Jeremy Frieser lookalike, zijn keel.

"Dat hoeft niet," zegt Jordanus. "We weten niet wat er is gebeurd voordat ze haar geheugen verloor. Misschien was er een reden dat ze haar geheugen kwijt wílde raken." Hij kijkt me aan met zijn doordringende blik en plotseling ben ik bang dat hij me door heeft. "Misschien voelde ze zich eenzaam, omdat ze van haar vrienden en familie gescheiden werd door een abrubte en gruwelijke gebeurtenis."

Ik slik als ik denk aan mijn familie en vrienden die ik achter me heb gelaten. Zouden ze me al missen? Zouden ze zich afvragen waar mijn lichaam is gebleven? Of gebeurt dit allemaal in mijn hoofd?

Er spelen zoveel vragen door mijn hoofd en even ben ik bang dat Jordanus mijn gedachten kan lezen, wanneer mijn ogen op zijn doorgrondende blik vallen. Wat als hij me door heeft? Zou hij me dan verlinken bij zijn vader?

Net als ik mezelf wil excuseren om van het toilet gebruik te kunnen maken, ontmoeten mijn ogen die van de koning. Zenuwachtig kijk ik naar mijn bord.

"Ik snap dat je niet gewend bent aan koninklijk gezelschap en veel te verwerken hebt," hoor ik de koning zeggen, "maar je moet echt eten, Hanna. Al dat gepieker is niet gezond voor je."

Met een schuldig gezicht kijk ik naar mijn bord, waarop nog steeds het zelfde bladerdeeg hapje onaangeroerd ligt.  "U heeft gelijk," zeg ik. Als ik een hap neem, kijkt de koning me tevreden aan. Goed, is die ook weer blij, denk ik.

Aan het einde van de maaltijd, staat iedereen gewoon op zonder iets af te ruimen, dus ik neem aan dat ze personeel hebben dat die taak heeft en doe hetzelfde. Wanneer de mensen de kamer beginnen te verlaten, begin ik me af te vragen wat ik moet doen. Moet ik ook weglopen of moet ik wachten tot de koning iets zegt? Afwachtend kijk ik om me heen en zie dan de koning mijn kant op komen.

"Goed dat je erbij was, Hanna," zegt hij. "Wat mij betreft ben je te vertrouwen en mag je blijven." Ik schenk de koning een dankbare glimlach. "Ik hoop dat je een goede tijd zult hebben in het kasteel en ik hoop je nog eens vaker te kunnen spreken."

Ik maak een korte buiging. "Dankuwel, Sire," zeg ik en loop dan richting de uitgang van de eetzaal. Onderweg passeer ik prins Jordanus die me een kort knikje geeft. Ik glimlach terug en loop dan door.

Ik kan niet wachten om het goede nieuws aan Michael, Everardus en Meinoldo te vertellen.




How I Ended Up Here // Jeremy FrieserWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu