Hoofdstuk 6

37 0 0
                                    


~Gigi

Langzaam open ik mijn ogen, felle lichtstralen vallen op mijn ogen en snel sluit ik ze weer. Ik heb een stekende pijn in mijn been, heb hoofdpijn, maar niet alleen dat ook heb ik vreselijke honger. Had ik dan toch maar geluisterd naar wat de man met de bruine haren me had verteld, nu weet ik waarom het zo belangrijk is om te eten, dacht ik bij mezelf.

Langzaam probeer ik opnieuw mijn ogen weer te openen en deze keer wennen mijn ogen sneller aan het felle licht. Ik heb geen idee hoe laat het is en weet ook niet precies wat er is gebeurd en waar ik ben. Ik weet nog dat ik in de bus zat, dat er gewapende mannen kwamen, dat ik bijna ontsnapt was na het ontbijt, en dat ik daarna in een kamer met een tweepersoonsbed terecht ben gekomen, wat er daarna allemaal gebeurd is weet ik allemaal niet meer.

Ik kijk om me heen en zie dat ik op een tweepersoonsbed lig, vastgemaakt met handboeien aan het bed. Ik voel weer een stekende pijn in mijn been, en het valt me nu pas op dat er veel bloed ligt op het bed, en dat dat dus afkomstig is van mijn been. In flitsen zie ik voor me dat de man met de mooie ogen me slaat, en dat dan alles zwart wordt, hij had een mes vast, flitst in me voorbij. Dat verklaart natuurlijk ook de hoeveelheid bloed die van mijn been afkomt, de stekende pijn in mijn been gaat maar niet weg. Ik kan niets doen, ik voel me op dit moment zo hulpeloos, mijn handen zitten vast, langzaam maar zeker verlies ik steeds meer bloed, en begin ik steeds duizeliger te worden. In de paniek die er nu heerst weet ik niet zo goed wat ik moet doen, mijn lichaam is moe, maar ik moet het bloeden zien te stoppen. Ik zie geen sleutel van de handboeien liggen, en in een flitst zie ik hoe de man met de mooie ogen de sleutel van de handboeien en de deur in zijn broekzak stopt. Er zit dus maar een ding op.... Hem roepen en vragen om hulp, normaal zou dit het laatste zijn wat ik zou doen, maar aangezien ik me steeds slapper begin te voelen en de stekende pijn maar niet weg gaat, doe ik het toch maar.

"Hallo?! Is daar iemand?!" Roep ik zo hard mogelijk, geen reactie... "Hallo?!" Probeer ik nog eens, maar helaas, nog steeds geen reactie. Naast het bed staat een nachtkastje, op het nachtkastje staat een vaas met bloemen, als ik het nachtkastje omgooi maakt het geluid genoeg dat ze me horen. Ik kan er niet bij met mijn handen, en dat zou betekenen dat ik met mijn benen het nachtkastje om zou moeten gooien. Ik probeer rechtop te gaan zitten en verplaats me langzaam wat meer naar het nachtkastje toe, totdat de handboeien me tegenhouden en ik dus niet verder kan. Ik strek mijn voeten en er rollen tranen over mijn wangen van de pijn. Met alle kracht die ik op dat moment in me heb, duw ik zo hard mogelijk tegen het nachtkastje, en het helpt, de vaas valt eraf, maar het nachtkastje zelf blijft staan. Hopelijk hebben ze dat ook gehoord, denk ik bij mezelf.

Het bloed stroomt nog steeds uit mijn been en ik voel dat mijn ogen steeds zwaarder worden. Ik leg mijn benen weer op het bed neer en ga nog verder rechtop zitten, zodat ik wakker kan blijven. Ik hoor voetstappen dichterbij komen en een sleutel in het sleutelgat gaan. De deur gaat open en de man met de mooie ogen staat woedend in de deuropening, totdat hij ziet hoe slecht ik eraan toe ben, snel maakt hij mijn handboeien los, tilt me op en neemt me mee naar een andere kamer. Nog steeds probeer ik wakker te blijven, en tel de schilderijen die we tegen komen terwijl we door de gangen lopen naar de andere kamer. Het enigste wat ik nog meekreeg was dat er een deur geopend werd en dat de man met de mooie ogen om hulp vroeg. De rest kreeg ik allemaal niet meer mee, omdat ik al teveel bloed verloren had en dus terecht kwam in een diepe slaap.

Ik knipper met mijn ogen en merk dat ik in kamer lig waar bijna geen licht naar binnen komt en dus zijn mijn ogen dan ook snel gewend aan het licht. Ik kijk om me heen en zie dat ik weer in de aller eerste kamer ben, met het bureau en het bed. Ik kijk naar mijn been en zie dat er verband om heen zit, langzaam herinner ik me weer wat er gebeurd is en merk dat ik geen pijn meer heb aan mijn been, en zelfs geen hoofdpijn meer heb. Ik hoor mijn maag knorren, en glimlach, helaas, de honger is gebleven.

Ik sta op uit het bed en loop weer naar het bureau toe, ik open de la en zie het boek weer liggen. Het lijkt niet echt op een boek, maar meer op een logboek, of een soort dagboek. Ik open het en er valt een foto uit van de man met de mooie ogen van toen hij klein was, denk ik. Er klopt iemand op de deur en snel leg ik het logboek/dagboek terug in de la en stop ik de foto in de broekzak van de spijkerbroek die ik aan had. Even bedenk ik me dat ik een zwart broek aan had voordat ik zoveel last had van mijn been, maar daar besteed ik geen aandacht aan aangezien dat de deur geopend wordt.

Ik ga op de bureaustoel zitten en kijk de man met de mooie ogen bang aan. Zou hij nog boos zijn? Dacht ik bij mezelf, hij lijkt niet erg boos, motiveerde ik mezelf. "We gaan zo eten, eet je mee?" Vroeg hij lief aan me, ik keek hem eerst verbaasd aan, maar zei daarna dat ik inderdaad wel honger had gekregen. "Kom je mee dan?" Vroeg hij toen ik antwoord had gegeven op zijn vraag. Ik knikte en stond op, "Mag ik eerst nog even naar het toilet?" Vroeg ik aan hem, hij knikte kort en wees me de weg naar het toilet.

Nadat ik naar het toilet was geweest, spoelde ik door, waste ik mijn handen en keek ik in de spiegel om te zien of alles goed zat, toen dat uiteindelijk zo was, liep ik naar de man met de mooie ogen en liepen we samen naar de eetzaal. Daar aangekomen zaten de mannen, net als bij het ontbijt al aan tafel. Toen we binnenkwamen, draaiden alle mannen zich ineens om naar mij, waaronder de man met de bruine haren, die opgelucht bleek te zijn. Ik zag dat naast de man met de bruine haren nog plek was en besloot om weer naast hem te gaan zitten. Ik nam plaats aan tafel en begon met de soep die op tafel stond. Ik schonk een kommetje in en begon te eten, bij de soep pakte ik af en toe een stokbroodje en nadat ik de soep op had besloot ik om aardappelen, boontjes en schnitzel te pakken. Ik keek door een raam naar buiten en zag dat de zon al laag stond, dat zou dus betekenen dat dit mijn avondeten was.

Toen ik het eten op had, ruimden de mannen alles op en kreeg ik een nieuw bordje, daarna kwamen er kommen met ijs op de tafel te staan, ik maakte mijn bordje vol met chocolade ijs en begon ook daar weer van te eten. Naast mij zag ik dat de man met de bruine haren me verbaasd had aangekeken toen ik zoveel had gegeten, maar hier moest ik eigenlijk wel om lachen. Ook toen ik het ijs op had, werd alles weer opgeruimd door de mannen en toen de man met de mooie ogen op stond en naar me toe liep, besloot ik om gewoon met hem mee te gaan en gewoon te doen wat hij wilde, dat zou het beste zijn voor ons allebei.

We liepen terug naar de kamer met het bureau waar ik had geslapen, ik herkende de weg nog. Daar aangekomen opende hij de deur voor mij en zei hij dat hij me iets moest vertellen. Ik ging in kleermakerszit op het bed zitten en de man met de mooie ogen kwam naast me zitten.


MeegenomenWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu